“Donald Trump is steeds instabieler en ongecontroleerder. Hij streeft naar ongekende macht in zijn tweede termijn, heeft wraak aan én gevangenisstraffen voor zijn politieke tegenstanders beloofd, en heeft zijn eed om de Grondwet van de Verenigde Staten te handhaven geschonden”. Een passage uit een toespraak van Kamala Harris, de voor de Democraten sterke presidentskandidaat die het moet opnemen tegen de eigenwijze Trump.
Er wordt veel met vuil gesmeten tijdens de campagnes. En hoewel Amerika te kampen heeft met hoge inflatie en de armoedecijfers en criminaliteit toenemen onder het bewind van Kamala’s partijgenoot, de bejaarde Joe Biden, blijven de verkiezingen van het land spannend voor de hele wereld. Wat er ook gebeurt in de binnenlandse politiek, het land van onbegrensde mogelijkheden blijft een grote speler op het wereldtoneel. Vandaag zal ik geen analyse maken over wie de verkiezingen zal winnen, maar zal ik aangeven waarom critici vaak opmerken dat de Verenigde Staten een onrechtvaardig kiesstelsel heeft.
In het hart van de Amerikaanse democratie schuilt een paradox die fundamentele vragen oproept over de legitimiteit van het presidentiële kiesproces. Terwijl de Verenigde Staten zichzelf presenteren als een voorvechter van vrijheid en democratie, kan in hun kiesstelsel de presidentskandidaat met de meeste stemmen alsnog verliezen. Dit fenomeen, geworteld in het ‘winner-takes-all’ electoral collegesysteem, roept vragen op over de democratische representatie en legt diepere structurele gebreken bloot die het vertrouwen in de Amerikaanse democratie ondermijnen. Uit recent onderzoek blijkt dat een groeiend aantal Amerikanen twijfelt aan de eerlijkheid van dit systeem. De vraag is gerechtvaardigd of het Amerikaanse kiesstelsel niet moet worden herzien om de wil van het volk werkelijk centraal te stellen.
‘Winner-Takes-All’: oneerlijke vertegenwoordiging
Het ‘winner-takes-all’-principe houdt in dat de kandidaat met de meeste stemmen in een staat alle kiesmannen van die staat krijgt. Deze regeling, die in 48 van de 50 staten geldt, heeft grote gevolgen voor de gelijkheid van stemmen. Het systeem bevoordeelt staten met een grotere kiesmannenvertegenwoordiging, maar benadeelt kiezers in kleinere of minder competitieve staten. Een analyse van het Brennan Center for Justice wijst uit dat het kiescollege leidt tot een onevenwichtige verdeling van politieke macht, waarbij stemmen in _ swing states _ veel zwaarder wegen dan elders. Uit een rapport van de Harvard Kennedy School blijkt dat dit systeem bijdraagt aan regionale ongelijkheid en polariserende campagnestrategieën. Kandidaten richten hun campagnes en middelen hoofdzakelijk op _ swing states _ zoals Arizona, Georgia en Pennsylvania, terwijl miljoenen kiezers elders minder invloed op de einduitslag hebben.
Historisch verankerd, maar achterhaald
Het kiescollege werd in 1787 geïntroduceerd als compromis tussen federale en staatsbelangen en als waarborg tegen de ‘tirannie van de meerderheid’. Dit systeem ontstond in een tijd waarin communicatie en mobiliteit beperkt waren, en waarin men vreesde voor de invloed van ongeïnformeerde kiezers. Vandaag de dag, met toegang tot uitgebreide informatie, wordt deze beschermingsrol steeds vaker in twijfel getrokken. Politicoloog George C. Edwards III zegt in zijn boek “Why the Electoral College Is Bad for America” dat het kiescollege niet langer de belangen van kleine staten beschermt, zoals vaak wordt beweerd, maar vergroot het de invloed van _ swing states. _ Deze nadruk op enkele staten verstoort de bredere wensen van het electoraat.
Daarnaast wijst onderzoek van Princeton University in “The Geography of Influence” erop dat het kiescollege de politieke invloed van minderheden en stedelijke kiezers in traditionele staten beperkt. Het systeem zorgt ervoor dat niet alle bevolkingsgroepen een gelijke politieke impact hebben, waardoor groepen in bepaalde staten vrijwel geen invloed op de uitkomst hebben.
Een van de meest controversiële aspecten van het kiescollege is dat een kandidaat kan winnen zonder de meerderheid van de landelijke stemmen – de zogenaamde ‘popular vote’. Dit gebeurde onder meer in de presidentsverkiezingen van 2000 en 2016, waarin respectievelijk George W. Bush en Donald Trump president werden zonder een meerderheid aan stemmen. Volgens een analyse van de University of California, Santa Barbara, heeft dit geleid tot groeiende ontevredenheid. Kiezers voelen zich bedrogen wanneer de winnaar niet de kandidaat is die door de meerderheid werd gekozen. Volgens een rapport van het Pew Research Center wil bijna 60% van de Amerikanen het kiescollege afschaffen. Dit groeiende wantrouwen vormt een risico voor de stabiliteit van het Amerikaanse politieke systeem.
Opties voor hervorming
De vraag is of het kiescollege niet beter vervangen kan worden door een direct kiesstelsel dat aansluit bij democratische idealen. Een oplossing is een proportioneel kiesstelsel, zoals in Maine en Nebraska, waar kiesmannen worden verdeeld naar het percentage stemmen per kandidaat. Dit model zou ervoor zorgen dat iedere stem telt. Een andere mogelijkheid is het volledig afschaffen van het kiescollege ten gunste van een landelijke volksstemming. Volgens onderzoek van het National Popular Vote Project zou dit rechtvaardiger zijn. Via het National Popular Vote Interstate Compact verplichten staten zich om hun kiesmannen toe te wijzen aan de winnaar van de landelijke popular vote. Hoewel deze beweging nog geen meerderheid heeft bereikt, wijst het toenemende aantal deelnemers op een groeiende wens tot hervorming.
Het kiescollege is een reliek uit een ander tijdperk, een overblijfsel dat in de moderne tijd moeilijk te rechtvaardigen is. Zoals Edwards en andere wetenschappers hebben aangetoond, veroorzaakt het kiescollege scheefgroei in de representatie, polariseert het de politiek en ondermijnt het het vertrouwen in de regering. Het is tijd voor de Verenigde Staten om hun democratische principes te heroverwegen en na te denken over een kiesstelsel waarin iedere stem werkelijk telt en de macht rechtstreeks uit het volk voortvloeit.