Het Openbaar Ministerie (OM) heeft een gevangenisstraf van acht jaar geëist tegen de verdachte S.R., een ondernemer die verantwoordelijk wordt gehouden voor de dood van een Sri Lankaanse man in Suriname.
S.R. greep het slachtoffer bij de hals, trok hem naar de afhellende uitrit van een eetgelegenheid aan de Ceresstraat en duwde hem vervolgens naar de straat. De man viel met zijn achterhoofd op de verharde weg en overleed ter plekke. Zijn raadsman, Irwin Kanhai, pleitte vorige week voor vrijspraak.
De officier van justitie stelde dat S.R. schuldig is aan zware mishandeling met de dood tot gevolg. Het slachtoffer was huurder van een kamer op de bovenverdieping van het eethuis van de verdachte. De aanleiding van het incident was een ruzie tussen het slachtoffer en de vrouw van de verdachte. De Sri Lankaanse man had haar gevraagd om een taxi te bellen, maar zij weigerde of kon dat op dat moment niet doen. Dit leidde tot een woordenwisseling waarbij beledigingen werden uitgewisseld.
Toen S.R. kort daarna ter plekke arriveerde en van zijn vrouw had vernomen dat de klant haar had beledigd, vroeg hij de Sri Lankaanse man om te vertrekken, maar die weigerde. Hierop greep S.R. het slachtoffer bij de hals, trok hem naar de uitrit en duwde hem hardhandig. Het slachtoffer viel achterover op de verharde afhellende uitrit en overleed ter plaatse aan zijn verwondingen. De klap van zijn hoofd tegen de verharde vloer werd door een getuige omschreven als ‘het geluid van een kokosnoot die kapot valt’.
Irwin Kanhai, de advocaat van S.R., betwist dat de handelingen van zijn cliënt de directe oorzaak waren van de dood van het slachtoffer. Hij stelt dat het OM suggereert dat S.R. opzettelijk een fatale verwonding aan het hoofd van het slachtoffer heeft toegebracht. Volgens Kanhai is het niet realistisch om te concluderen dat de beschreven handelingen logischerwijs tot de dood leiden.
De verdediging twijfelt ook aan de betrouwbaarheid van enkele getuigenverklaringen. Tijdens het incident waren er meerdere mensen aanwezig vanwege een evenement van een vrijwilligersorganisatie. Een getuige had bij de politie verklaard dat S.R. het slachtoffer tegen de grond had gegooid, maar tijdens de rechtszitting nuanceerde zij deze verklaring door te zeggen dat de verdachte de man alleen hardhandig had geduwd. Ook zijn er tegenstrijdige verklaringen over hoe het slachtoffer na de duw viel. Sommige getuigen suggereren dat hij struikelde over zijn slippers, anderen denken dat hij een misstap heeft gemaakt.
Kanhai benadrukt ook delen van het obductierapport, waarin de patholoog een alcoholgeur waarnam van de maaginhoud van het slachtoffer. Een andere informatie van de patholoog, die veel waardering heeft voor de verdediging, is dat in normale gevallen iemand zijn handen uitsteekt om een val te breken. Hoewel Kanhai niet beweerde dat de man dronken was, vroeg hij wel aandacht voor het feit dat de man alcohol op had en dat hij niet zoals van een normaal persoon wordt verwacht, had geprobeerd te val te breken.
Uit onderzoek is de raadsman er ook achter gekomen dat er mensen die onder invloed verkeren en gebruikers van bloedverdunners behoren tot de risicogroepen van mensen die een hersenbloeding kunnen oplopen als ze een harde klap op het hoofd krijgen. Er is evenwel niet onderzocht of de man gebruiker was van bloedverdunners. De verdediging eiste uiteindelijk vrijspraak en vroeg om opschorting van de voorlopige hechtenis, maar de openbare aanklager verzette zich hiertegen. Het verzoek is door de rechter afgewezen. De behandeling van de zaak wordt in mei voortgezet.