Op 6 december 2024 kwamen jongeren uit diverse achtergronden samen in de aula van de Stichting University of Applied Sciences and Technology Suriname (UNASAT) voor een inspirerende jongerendialoog over de doorwerking van het slavernijverleden.
Het evenement, getiteld “Het slavernijverleden heeft doorwerking, laten we erover praten”, werd georganiseerd door de Nationale Jongeren Scholieren Studenten Belangenorganisatie Suriname (NJSSBOS) in samenwerking met het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee).
NJSSBOS benadrukte het belang van het vergroten van het historisch bewustzijn onder jongeren over slavernij en kolonialisme. “Het is essentieel dat je weet waar je vandaan komt en wat je wilt bereiken in het leven,” verklaarde voorzitter Sacco. Hij wees op de blijvende impact van het slavernijverleden, zoals beperkte toegang tot onderwijs en economische kansen. “Veel jongeren zijn zich niet bewust van deze historische context en de invloed ervan op hun toekomst.”
NJSSBOS
De sporen van de slavernij en het kolonialisme, zijn duidelijk merkbaar in de samenleving, maar zijn desondanks voor veel jongeren nog onbekende en abstracte onderwerpen. Vandaar dat NJSSBOS op verschillende manieren zoals deze discussiedag, het bewustzijn onder hen willen stimuleren en hen een stem wil geven. “Het is belangrijk dat je weet vanwaar je komt, wie je bent, waar je naartoe wil en wat je wil bereiken in het leven. Voor elke jeugdige ziet dat er anders uit, en je achtergrond speelt daarin een zeer belangrijke rol. Wij willen hen helpen door de nodige kennis en informatie beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken. En uit hun feedback kunnen wij aan onze partner Ninsee, maar ook de gemeenschap laten weten wat onze jongeren willen.”
NJSSBOS is van mening dat geen toegang hebben tot ontwikkelingsmogelijkheden een overblijfsel is van de slavernij, toen het tot slaaf gemaakten verboden was zich te scholen. Als voorbeelden haalde hij de steeds stijgende kosten voor transport en inschrijfgelden voor scholen aan. In educatief, cultureel en religieus verband ismen zich van de situatie bewust, maar wordt er niet over gesproken. De organisatie die in oktober 2021 is opgericht zet zich via verschillende culturele, educatieve en gemeenschapsprojecten, vaak in samenwerking met andere organisaties, in om jongeren, scholieren en studenten bij te staan in hun ontwikkeling. Ze betrekken hun doelgroep daarbij en uit de praktijk blijkt dat die zelf ook welwillend zijn, stelt Sacco.
Blinde vlekken uit ons verleden
‘Publieksherinneraar’ Mildred Caprino, zoals de historica zichzelf het liefst noemt, belichtte in haar lezing het thema: ‘De blinde vlek uit ons verleden. Wat jongeren nog moeten weten over het slavernijverleden.’ Uit het tal van blinde vlekken in onze historische kennis koos zij slaan in de opvoeding. “Het is niet eens zo lang geleden dat om 18:00 ‘s middags heel Paramaribo huilde, de jongens, meisjes ook wel hoor, maar vooral jongens kregen dan pakslaag van de papa’s die dan van het werk thuis aankwamen. Elke keer als je wordt geslagen met een riem of wat dan ook onthou je dat. Die geestelijke marteling die je ondergaat, draag je over, je gaat later ook slaan. Je gaat vermoedelijk niet alleen je kinderen slaan, je gaat ook je vrouw of je echtgenoot slaan. In de jaren tachtig bij de overname van het militair bewind is er ook verschrikkelijk geslagen en gemept. Dat was een overlevering.”
Caprino trok de vergelijking met de slavernij toen er werd geslagen en gemarteld tot de dood toe. Laten weerover praten, moedigde ze aan, om het slaan te proberen te reduceren “un mus taki, ma un no mus naki.”
In plaats van nadenken zouden jongeren liever ook moeten voor(uit)denkenmet het voorbeeld van de kolonisator in gedachten. De planters die zelf geen vinger in de modder zetten toen, waren managers namelijk, die over alle aspecten van het gekoloniseerd volk hadden nagedacht en ons het jargon meegaven. Wij hadden niet aan hun, maar onze belangen moeten denken, en dat kun je ‘voordenken,’op zijn minst zaken in gedachten op een rijtje zetten en stelling nemen.
In haar conclusie legde de geschiedkundige er de nadruk op dat er gebruiken zijn, stammende uit die periode, waaraan wij wél kunnen vasthouden en die we moeten koesteren. De hechte familieband bijvoorbeeld, heeft, ondanks de verraders en collaborateurs, mensen op de been geholpen. Een ander punt was de onderlinge samenwerking, zoals de ‘kasmoni,’om kleine ondernemingen te starten. Het ambachtelijk ondernemerschap zouden we ter hand moeten nemen, avanceren en beter maken om elkaar vooruit te helpen in plaats van op de (herstel)betalingen te wachten. En blijven praten tot we mekaar begrijpen, terugkomen op het besprokene en reflecteren. Daarom beveelt ze aan om bij onderzoek niet alleen bronnen te raadplegen, maar ook illustraties, tekeningen en orale bronnen et cetera, om dichter bij de waarheid te komen en een genuanceerder beeld te krijgen.
Spiegelbeeld van ons verleden
NAKS-voorzitter Siegmien Staphorst had het over het ‘Spiegelbeeld van ons verleden, over de doorwerking van ons slavernijverleden op het heden.’ Ze liet zien hoe voelbaar dit is binnen de sociale structuren van de gemeenschap, vanuit verschillende gebieden van ons functioneren: economie en onderwijs bijvoorbeeld.
Verder hoe het ons cultureel erfgoed beïnvloedt, hardnekkig voortleeft in hardnekkige vooroordelen en negatieve zelfbeelden en hoe onze nazaten er in het algemeen nu voor staan. Echter, ze legde de focus op herstel die voor een groot deel niet in onze handen ligt. “Het is wel zo dat wijzelf, nazaten, actie moeten ondernemen om er aandacht voor te vragen dat er herstel komt. Ik praat als voorzitter van NAKS die er voorstander van is dat er een meerjarenprogramma wordt ontwikkeld voor herstel op verschillende gebieden van functioneren van de nazaten. Door middel van onderzoek en analyse moet er een duidelijk gestructureerd programma komen. Het is niet iets dat in enkele dagen of maanden tot stand zal komen, maar we moeten ermee starten, financiële middelen zoeken en dan systematisch uitvoeren.”
We hebben financiering nodig, maar dat kun je wereldwijd binnenhalen, want er moet geen afhankelijkheid zijn van noch onze, noch de Nederlandse overheid. Alles begint met vastleggen waar je naartoe gaat en waar je naartoe moet, wat een Surinaamse aangelegenheid is. Het moet wel een gezamenlijke inzet worden, stelt Staphorst. Er zijn verschillende deskundigen in het land die er elk vanuit een andere invalshoek naar kijken. “Onze opvatting is: laten we al die zienswijzen bij mekaar leggen, toetsen op onderzoek en analyse, en dan een structureel programma maken.”