In december 2024 presenteerde de Nationale Democratische Partij (NDP) met veel trots een ethische en gedragscode. Een document dat transparantie, integriteit en verantwoordelijk leiderschap moest waarborgen binnen de partij. Zoals voorzitter Jenny Simons het verwoordde: “We willen dat de NDP niet alleen een kracht is in de politiek, maar ook een voorbeeld voor de samenleving”. Maar amper zes maanden later rijst de vraag of deze code niet al aan zijn eigen grenzen is gekomen.
De recente ondertekening van een intentieverklaring tot samenwerking met onder andere de ABOP, onder leiding van Ronnie Brunswijk, stelt de geloofwaardigheid van die ethische belofte op de proef. Brunswijk is niet zomaar een controversieel figuur; hij is een veroordeelde in een strafzaak met internationale implicaties. In Nederland werd hij bij verstek veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij drugshandel, en ook in andere landen is zijn status aanleiding tot reisbeperkingen. Tijdens de regeerperiode van president Santokhi leidde dit al tot diplomatieke hoofdbrekens. Brunswijk, destijds vicepresident, kon Suriname niet vertegenwoordigen op cruciale internationale fora – een serieuze belemmering voor de regering.
Dat de NDP nu, met een kersverse gedragscode in de hand, kiest voor een politieke alliantie met Brunswijk, roept fundamentele vragen op over de reikwijdte en toepassing van diezelfde code. Hoe verhoudt deze samenwerking zich tot de kernwaarden van integriteit, transparantie en verantwoordelijkheid die het document propageert? Of wordt de code selectief toegepast – intern als houvast, maar extern buigzaam voor politieke overleving?
De code spreekt over meldingsplicht bij onethisch gedrag, over het belang van een zuiver imago en over het aanspreken van partijleden op hun handelen. In hoeverre zijn deze principes nog houdbaar wanneer de partij zich nu schaart achter een politieke partner wiens internationale reputatie haaks staat op deze waarden?
Verkiezingen brengen strategische afwegingen met zich mee, dat begrijpt iedere politieke waarnemer. Maar wanneer een partij zichzelf presenteert als herboren hoeder van ethiek, wordt het moeilijk om tegelijkertijd met een figuur als Brunswijk in zee te gaan zonder geloofwaardigheid te verliezen.
De samenleving is niet blind. Burgers zien deze tegenstrijdigheid en zullen zich afvragen of de gedragscode meer is dan een symbolisch document voor intern gebruik. In het huidige politieke klimaat, waarin wantrouwen jegens de gevestigde orde groeit, is het juist de geloofwaardigheid van beloftes als deze die van doorslaggevend belang is.
Als de NDP serieus is over haar ethische koers, zal ze transparant moeten uitleggen hoe de samenwerking met Brunswijk zich verdraagt met haar eigen richtlijnen. En belangrijker nog: welke grenzen zij zichzelf stelt in het streven naar macht. Want zonder duidelijke grenzen vervalt elke gedragscode in betekenisloos papier – en dat is precies wat Suriname niet nodig heeft.
Stanley D. Strijder