De Rekenkamer van Suriname concludeert dat de uitgifte van domeingrond door het ministerie van Grondbeleid en Bosbeheer in 2023 niet rechtmatig is verlopen. Het onderzoek wijst op gebrekkige controle, onvolledige dossiers en ongelijke behandeling van aanvragers.
De Rekenkamer van Suriname heeft vastgesteld dat het ministerie van Grondbeleid en Bosbeheer (GBB) in 2023 domeingrond heeft toegewezen op een manier die niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De instelling spreekt van structurele tekortkomingen in procedures, interne controle en transparantie. Volgens de Rekenkamer kan de publieke perceptie dat niet iedereen gelijke kansen krijgt bij grondaanvragen daarmee niet worden weggenomen.
Het onderzoek werd uitgevoerd tussen april en oktober 2024 en richtte zich op de toewijzing van domeingrond voor bebouwing en bewoning, landbouw en tuinbouw. Het gaat om grond die eigendom is van de staat en die in grondhuur wordt uitgegeven aan burgers of bedrijven. In totaal zijn in 2023 5.869 beschikkingen afgegeven voor onder meer woningbouw en agrarische activiteiten, waarvan een groot deel in grondhuur.
De Rekenkamer controleerde 505 toewijzingsbeschikkingen die in 2023 door de minister zijn getekend, en onderzocht vervolgens in detail 97 dossiers. Daaruit blijkt volgens de onderzoekers dat wettelijke procedures niet consequent zijn gevolgd en dat interne beheersing onvoldoende is om misbruik of bevoordeling te voorkomen.
Gebrek aan transparantie en publicatie
De Rekenkamer stelt vast dat het ministerie geen volledige openbaarheid geeft over welke domeingronden beschikbaar zijn (“vrij-domein”), en ook geen nieuwe aanvragen publiceert in het Advertentieblad van de Republiek Suriname, terwijl de wet dat vereist.
In de praktijk wordt gewerkt met namenlijsten die via sociale media worden gepubliceerd. Volgens de Rekenkamer is die werkwijze niet in lijn met de anticorruptiewet, die voorziet in openbare bekendmaking via onder meer twee dagbladen, via aanplakking bij het Domeinkantoor en het districtscommissariaat, en via elektronische overheidskanalen.
Ook constateert de Rekenkamer dat aanvragen niet systematisch worden aangekondigd bij het publiek, waardoor belanghebbenden niet altijd weten dat grond die zij mogelijk claimen of gebruiken in uitgifte is.
Interne controle schiet tekort
Volgens de Rekenkamer beschikt het ministerie wel over een afdeling Interne Controle, maar deze toetst niet structureel of het uitgifteproces rechtmatig verloopt. Bovendien is binnen de betrokken diensten – de Dienst der Domeinen (DDD) en de Dienst Grondinspectie (GI) – geen eenduidig vastgelegd werkproces aangetroffen voor het dienstjaar 2023. De formele procesbeschrijvingen zijn pas vanaf 2024 in herstructurering, aldus het rapport.
Dossiers van aanvragers bleken vaak onvolledig. In meerdere gevallen ontbraken vereiste documenten, zoals figuratieve kaarten, adviezen van bevoegde instanties of bewijsstukken die horen bij de aanvraag. Ook was er geen consequente en veilige archivering: voor sommige collectieve aanvragen werden stukken niet correct bewaard of geregistreerd.
De Rekenkamer meldt daarnaast dat er grondbeschikkingen bestaan waarbij één toewijzing meerdere registratienummers heeft gekregen. Doordat er geen sluitende administratie wordt bijgehouden van welke documenten al zijn opgemaakt en voor wie, ontstaat het risico dat informatie zoekraakt of bewust wordt gemanipuleerd.
FIFO-principe wordt niet gevolgd
Een andere bevinding betreft de volgorde van behandeling. Volgens de Rekenkamer wordt het “first in, first out”-principe (FIFO) niet toegepast. Dat betekent dat niet automatisch de oudste aanvragen eerst in behandeling worden genomen. Er zijn gevallen vastgesteld waarin grondaanvragen uit 2023 eerder zijn toegewezen dan oudere aanvragen die nog in behandeling waren. Spoedaanvragen, of aanvragen die via hogere kanalen zoals de minister of het kabinet binnenkomen, kregen in de praktijk voorrang.
De Rekenkamer merkt op dat dit de indruk wekt dat sommige aanvragers sneller geholpen worden dan anderen, zonder dat voor buitenstaanders duidelijk is op basis waarvan die versnelling gebeurt. Dat raakt volgens de Rekenkamer direct aan het principe van rechtsgelijkheid.
Meerdere percelen voor bebouwing en bewoning
Een van de meest gevoelige vaststellingen is dat in de praktijk soms meer dan één perceel voor “bebouwing en bewoning” aan dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon wordt toegewezen. Dit is in strijd met de wettelijke bepaling dat een aanvrager voor woonbestemming maximaal één perceel in grondhuur mag krijgen.
Omdat er geen centraal overzicht bestaat van wie al grond heeft gekregen voor welke bestemming, kan het ministerie niet garanderen dat iemand niet dubbel wordt bediend. De Rekenkamer concludeert dat dit risico reëel en feitelijk waargenomen is.
Adviezen en besluitvorming
Voordat grond wordt toegewezen, moeten volgens de regels adviezen worden ingewonnen bij verschillende instanties, zoals de districtscommissaris, het ministerie van Openbare Werken (voor woonbestemming), het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij (voor landbouw), de Maritieme Autoriteit Suriname (bij percelen langs de rivier), of de Dienst Grondinspectie. Die adviezen moeten de haalbaarheid, ligging en feitelijke status van het perceel bevestigen.
De Rekenkamer stelt vast dat er wel een interne wachttijd van vier weken is afgesproken voor adviezen, waarna “geen bezwaar” wordt verondersteld als er geen antwoord komt. Maar er is geen sluitende registratie van wanneer adviesaanvragen zijn verstuurd en wanneer (of of) er een antwoord is ontvangen. In verschillende onderzochte dossiers kwamen de interne administraties niet overeen met de stukken in het dossier.
Daarnaast speelt de Dienst Grondinspectie een sleutelrol bij veldonderzoek en rapportage over de feitelijke situatie in het veld. De Rekenkamer rapporteert dat spoedverzoeken soms rechtstreeks bij inspecteurs terechtkomen, buiten de formele route om, en dat het diensthoofd van Grondinspectie als enige toegang heeft tot het digitale registratiesysteem (GRIS). Dit verhoogt volgens de Rekenkamer de kwetsbaarheid van het proces.
Conclusie van de Rekenkamer
De Rekenkamer concludeert dat de uitgifte van domeingrond in 2023 door het ministerie van Grondbeleid en Bosbeheer niet rechtmatig is verlopen. De onderzoekers noemen onder meer het ontbreken van transparante publicatie, het achterwege blijven van volledige dossieropbouw, het ontbreken van structurele controle en het feit dat aanvragen niet volgens gelijke standaarden en volgorde worden behandeld.
Volgens de Rekenkamer zijn eerder vastgestelde problemen uit een soortgelijk onderzoek over het dienstjaar 2017 niet opgelost, ondanks de tijd die inmiddels is verstreken. Daarmee blijven vragen bestaan over gelijke toegang tot staatsgrond en de manier waarop het ministerie met deze bevoegdheid omgaat.











