A.H. staat terecht omdat er drugs zijn gevonden in zeker vijf postpakketten die hij naar Nederland wilde verzenden via een postbedrijf. De verdachte verklaarde afgelopen donderdag aan de rechter dat hij de dozen op aanwijzing van een inmiddels overleden oom heeft ingeleverd bij het postbedrijf. Hij ontkent enige kennis te hebben gehad van de drugs in de pakketten.
Op vragen van de rechter kon de verdachte niet bevestigen of ontkennen of hij inderdaad de dozen met de drugs heeft ingeleverd. Hij verklaarde echter dat hij in 2022 vaker dozen moest verzenden voor een oom en dat hij dus niet kan uitsluiten dat de betreffende pakketten ook door hem naar de postdienst zijn gebracht. De rechter kan deze oom echter niet als getuige horen, aangezien volgens A.H. deze oom eind vorig jaar is overleden.
De man wordt ook vervolgd voor een drugsvondst in twee andere dozen die op zijn verzoek door een vrouw zijn ingeleverd. De vrouw, die eveneens vastzit, heeft twee dozen op verzoek van de man verzonden naar Nederland. Volgens haar had A.H. haar gevraagd, maar de verdachte beweert dat zij om brandstofgeld had gevraagd en dat hij daarvoor een wederdienst wilde.
De vrouw had aan de politie verklaard dat ze €50 had ontvangen, terwijl de man op de zitting verklaarde haar SRD 600 te hebben gegeven. De informatie die ingevuld moest worden op de verzendformulieren kreeg ze van A.H. Uit het verdachtenverhoor is ook gebleken dat de vrouw in opdracht van iemand anders een of meer pakketten met drugs heeft verstuurd.
Opmerkelijk is dat A.H. vrijwel elke keer een ander adres opgaf, maar hij zich wel identificeerde met zijn eigen ID-kaart. Hij bevestigde tegenover de openbare aanklager dat hij de papieren had ingevuld, maar hij kon geen verklaring geven waarom hij steeds verschillende adressen opgaf. Ook heeft hij verschillende telefoonnummers opgegeven. De verdere behandeling van de zaak is uitgesteld tot begin mei, wanneer de officier van justitie het requisitoir zal houden.