De voorzitter van het Constitutioneel Hof (CH), Gloria Sterling, heeft woensdag tijdens een openbare zitting bekendgemaakt dat de artikelen 261 in samenhang met 263, leden 1 en 3 van het wetboek van strafvordering in strijd zijn met artikel 14 van de grondwet.
Dit betekent dat de procedure bij strafzaken die de voornoemde wetten 261 in samenhang met 263 anders zal moeten dan nu het geval is. Het effect van deze bepaling van het Chof zal effect hebben op de verstek en verzet procedure van verdachten
De zitting draaide om de toetsing van vijf wetsproducten, namelijk artikel 261 in samenhang met 263 leden 1 en 3, 364, 366 en 369 van het wetboek van strafvordering aan de grondwet en verdragen. De andere wetsproducten zijn niet in strijd met de grondwet en nationale en internationale verdragen bevonden. De toetsing van de wetsproducten was op verzoek van de juristen Murwin Dubois en Milton Castelen. Het ging om de vijfde zitting die vandaag is gehouden door het hof.
Met deze uitspraak van het CH zal een officieel schrijven worden gestuurd naar de departementen en ministers die handelen op justitieel vlak en het parlement. Het besluit zal ook gepubliceerd worden in het staatsblad. De artikelen zijn getoetst aan de grondwet en internationale verdragen waaronder het Amerikaans verdrag inzake mensenrechten op de verenigbaarheid met het recht van non-discriminatie en het recht op een eerlijk strafrechtelijk proces.
Uit de literatuur die geraadpleegd is blijkt volgens het hof ook dat bij de interpretatie van zulke wetsartikelen een beroep gedaan kan worden op de toetsing van nauwkeurigheid van de wet. Tijdens de toetsing van de wetten werd de verstekprocedure in het wetboek van strafvordering in algemene vorm onderzocht.