Rodney M., Martin M., Guilliano Z., Jonathan A. en Jozua H. zijn in de Pikin Saron-zaak veroordeeld tot een celstraf van acht jaar. Rechter Duncan Nanhoe achtte hen vrijdag schuldig aan onder meer poging tot moord, zware mishandeling, diefstal met geweld, brandstichting, ontvoering en illegaal vuurwapenbezit. De zesde verdachte, Mitchel B., is veroordeeld tot een jaar cel, waarvan zeven maanden voorwaardelijk, voor opruiing. Aangezien hij al vijf maanden in voorarrest heeft gezeten, hoeft hij niet terug naar de cel.
De zes mannen werden opgepakt in de nasleep van de gewelddadige rellen op 2 mei 2023 in het inheemse dorp Pikin Saron en omgeving. De veroordeling van Mitchel B., die eerder in vrijheid was gesteld, is conform de strafeis van de openbare aanklager. Voor hem geldt een proeftijd van twee jaar. Tegen de overige mannen had het Openbaar Ministerie (OM) een celstraf van vijftien jaar geëist, wegens achttien wettig en overtuigend bewezen verklaarde misdrijven.
Volgens de rechter was er sprake van voorbedachten rade. De nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, die elk een specifieke taak hadden, vormt de basis voor medeplegen. Dit betekent dat niet alle verdachten fysiek betrokken hoefden te zijn bij alle feiten. De rechter wees erop dat de verdachten voorafgaand aan de actie vuurwapens tot hun beschikking hadden gekregen en dat taken onderling waren verdeeld. Ook benadrukte hij dat zij de gelegenheid niet hebben benut om zich terug te trekken of te distantiëren. Bewijs werd deels ontleend aan hun eigen verklaringen en die van getuigen.
De verdachten verklaarden dat zij handelden uit protest tegen het schenden van hun grondenrechten door de staat en derden die door de overheid daartoe in staat worden gesteld. De verdediging voerde tijdens het proces aan dat de mannen namens de inheemse gemeenschap opkwamen, omdat de staat niet alleen hun rechten negeert, maar ook nalaat nationale en internationale vonnissen na te leven.
De verdachten worden door grote delen van de inheemse gemeenschappen als helden beschouwd. De zittingen werden regelmatig bijgewoond door vertegenwoordigers van diverse inheemse organisaties en dorpshoofden. Deze morele steun was ook buiten het gerechtsgebouw zichtbaar door de aanwezigheid van grote groepen mensen. Mitchel B. liet na afloop van de zitting aan mediamensen weten het erg te vinden dat zijn ‘broeders’ nog vastzitten. In een reactie aan journalisten zei hij dat de inheemsen al sinds de komst van Christoffel Columbus in 1492 strijden voor hun grondenrechten. Volgens hem houdt de staat dat onrecht in stand. Hij betoogde dat het opsluiten van enkele mannen het probleem niet oplost en betreurde zijn eigen arrestatie en criminalisering.
Zijn uitspraken, die door de politie als opruiend werden bestempeld en waarvoor hij is veroordeeld, deed hij naar eigen zeggen in een opwelling van het moment. ‘De agenten hadden die dag twee Inheemse mannen op lafhartige manier doodgeschoten. En ik wilde de lijken gaan zien, maar ik werd daartoe verhinderd. Ik heb daarbij uitspraken gedaan,’ aldus Mitchel B. Martinus Wolfjager en Ivanildo Dijksteel zijn volgens verschillende meldingen doodgeschoten, terwijl ze al waren aangehouden en machteloos waren. Ondertussen loopt er een strafzaak tegen zeven politiemannen die worden verdacht van deze liquidaties. De kantonrechter nam deze zaak op 3 december 2024 in behandeling.
Persrechter Alida Johanns lichtte het vonnis toe tijdens een persconferentie. Ze verklaarde dat de straf lager is bepaald dan de eis, omdat de rechter rekening hield met de omstandigheden waaronder de feiten plaatsvonden en het feit dat de mannen first offenders zijn. Uit het vonnis blijkt echter niet dat de rechter rekening heeft gehouden met het argument van de verdachten aanstoot hadden genomen bij het niet-naleven van hun grondenrechten door de staat.