De tweede fase van het Baggerproject van de Surinamerivier start eind oktober 2022 door middel van een nieuwe aanbesteding. Dit meld het ministerie van Openbare Werken (OW) in een persbericht.
De eerste fase van het project is uitgevoerd door joint-venture baggerbedrijf De Boer B.V. en Boskalis. Op 22 juli 2021 is een overeenkomst aangegaan, waarbij er tot een diepte van 4.5 meter is gebaggerd en de formele oplevering was in maart 2022.
“Met het oog op een intensievere vaart en ter verhoging van de doorvaartmogelijkheden op de Surinamerivier tegen de achtergrond van de olie- en gasindustrie, is het thans noodzakelijk dat tot een diepte van 5.5 meter gebaggerd wordt”, aldus het ministerie. Deze diepte wordt in de tweede fase bereikt.
In dit kader is er een aanbesteding op uitnodiging gehouden. Daarbij kwam joint-venture De Boer B.V en Boskalis als het meest voordelige uit de bus, met een ingeschreven bedrag van USD 47.026.690. Op basis van de ingeschreven bedragen en de eerdere ervaring met Boskalis – De Boer is er een prijsonderhandeling geweest, waarna de prijs werd gereduceerd naar USD 40.682.190,-.
De financiering van dit project zal plaatsvinden middels een af te sluiten lening tussen de Maritieme Autoriteit Suriname (MAS) en de Hankrinkbank, tot een maximaal bedrag van USD 30 miljoen voor de Capital Dredging. De Maintenance Dredging (onderhoud van de vaargeul) zal ten laste van de vergoeding voor het gebruik van de vaargeul komen. Dat wilt dus zeggen dat de gebruikers van de vaargeul zullen betalen voor onderhoud.
Het baggeren van de Surinamerivier tot gewenste diepte zal maximaal 11 maanden duren, dus tot eind september 2023. Het gebaggerd materiaal zal gedumpt worden in de door de MAS aangewezen dumplocaties in de monding van de Surinamerivier. Er zullen ook voorbereidingen worden getroffen om het baggeren van de vaargeul tot een grotere diepte voor te bereiden middels het uitvoeren van Technische-, Economische-, Sociale- en Milieustudies.
Deze studies zullen een jaar in beslag nemen en in het openbaar geschieden onder leiding van de MAS. Dit project kan beschouwd worden als één van de meest succesvolle Public Private Partnership-projecten die het ministerie van Openbare Werken op dit moment uitvoert in samenwerking met particuliere investeerders.