Het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur is sinds november vorig jaar gestart met het implementeren van Basisschool begeleiders. Deze begeleiders moeten helpen om de leerachterstanden in te werken en de nodige ondersteuning geven aan de leerlingen en leerkracht in de klas.
Tot nu toe zijn er 75 van deze begeleiders ingezet. Tijdens een tussentijdse evaluatie van deze begeleiders is gebleken dat de mentoren die de begeleiders moeten bijstaan en aansturen, de communicatie tussen deze twee groepen moet verbeteren. De mentoren zijn gepensioneerde schoolleiders die in hun omgeving soms 5 scholen onder zich hebben.
Deze mentoren moeten de scholen bezoeken waar de basisschoolbegeleiders zijn en deze coachen en aansturen waar nodig. De basisschoolbegeleiders zijn leerkrachten die extra tools hebben geleerd van het IOL om te helpen diagnosticeren en een behandelingsplan kunnen schrijven voor een kind die extra hulp nodig hebben.
Helima Poese, directeur Algemeen Vormend Onderwijs, zegt dat er een tekort is aan mentoren en dat hierdoor de begeleiding voor de basisschoolbegeleiders niet goed tot uiting komen. “De communicatie schiet hierdoor tekort, maar we gaan daar zeker aan werken”, verzekert Poese. Zij legt uit dat de mentoren een cruciale rol spelen in het ondersteunen van de basisschoolbegeleiders. Hoe ze aanvulling zullen geven aan het tekort is niet aangegeven door Poese.
Minister onderwijs, Henri Ori vulde aan dat het niet alleen om leerachterstanden gaat bij onze leerlingen, maar dat het vrij complex ligt bij het Surinaams onderwijs. De verschillende leerachterstanden, de verschillende culturen en de individuele problemen van de leerlingen dragen bij.
“Ook gedragsproblemen en de leerproblematiek zijn factoren. Het zorgbeleid op de basisscholen wordt centraal gesteld. We willen in ideale situatie op elke school een zorgcoördinator hebben, die met het management van de school gaat kijken naar de leerlingen die eigenlijk meer steun nodig hebben”, zegt Ori. Echter heeft het ministerie de middelen en ruimte niet beschikbaar om dat te kunnen implementeren. “De structuur is er ook nog niet voor aanwezig.”
Hij onderkent dat er een beleid ontwikkeld moet worden voor een zorgcoördinator. Deze coördinator gaat zich niet alleen richten op de vakken, maar ook de sociale problemen die er bij de leerlingen spelen. “Wij willen dus naar het niveau waar we kunnen zeggen: we hebben 400 zorgcoördinatoren. Dit is een functie die voor het onderwijs relatief nieuw is. We hebben het al een tijdje ingezet en trainingen gegeven, dus gaan we dat organiseren en dat er meer zorgbeleid komt op de scholen.”