De drugsverdachte D.M. heeft bekend dat hij zeven postpakketten met drugs naar Nederland heeft verzonden tegen betaling van € 50 tot € 60 per keer. Volgens zijn verklaring deze week in de rechtszaal handelde hij op instructie van twee andere mannen, R.M. en V.S. Vijf van de verzendingen waren op verzoek van R.M., terwijl de andere twee voor V.S. waren.
Beide mannen staan samen met D.M. terecht, maar ontkennen hun betrokkenheid. Naast de beschuldiging van drugssmokkel, wordt D.M. ook aangeklaagd voor het bezit van 23,7 gram marihuana. Hij beweert al sinds 2012 gebruiker te zijn.
D.M. onthulde tijdens zijn bekentenis dat hij in 2019, na een gevangenisstraf van vijf jaar wegens een beroving, verstoten was door zijn familie. Zonder baan en onderdak stemde hij ermee in om tegen een magere vergoeding de pakketten te verzenden op voorstel van R.M. zodat hij tenminste iets te eten had. Hij ontving alle benodigde informatie van zijn opdrachtgever op een briefje dat hij moest invullen bij het postbedrijf. Sinds 2020 heeft hij op deze manier vijf keer pakketten variërend van iets meer dan honderd tot een paar honderd gram tussen andere spullen in dozen op de post gezet. Twee keer werden de drugs verstopt in nep fruit en een keer in bananen.
Eén keer beschuldigde de drugsverstrekker D.M. ervan een deel van de inhoud te hebben gestolen. Hij eiste zijn drugs terug en ging zelfs naar familieleden, waarbij hij dreigende taal zou hebben geuit. De twee mannen kennen elkaar al sinds hun jeugd uit Flora. Volgens D.M. ging zijn opdrachtgever de laatste jaren vaker naar Nederland.
R.M. beweert dat hij D.M. inderdaad goed kent, maar dat hij niets met drugs te maken heeft. Hij beweert dat hij zich rond de tijdstippen van de verzendingen in Nederland bevond, waardoor hij nooit degene kan zijn die de drugs aan D.M. heeft verstrekt.
Hoewel hij toegeeft hem in 2019 een doos voor verzending naar Nederland te hebben gegeven, beweert hij dat er niets illegaals in zat. Hij begrijpt niet waarom hij gelinkt wordt aan de drugsverzendingen van D.M. Het Openbaar Ministerie zal zijn reispatronen onderzoeken om te verifiëren of hij daadwerkelijk niet in Suriname was gedurende de periode waarin de pakketten zijn verzonden.
Volgens D.M. had R.M. de tweede opdrachtgever V.S. ingeschakeld toen hij zelf in Nederland was. V.S. was in Suriname en nam contact op met D.M. Zo zorgde hij ervoor dat D.M. twee dozen ter verzending aanbood. Beide opdrachtgevers beweren elkaar niet te kennen. V.S. beweert ook dat hij D.M. niet kent en houdt vol dat hij tussen 2020 en 2023 in de gevangenis zat, waardoor hij geen gelegenheid had om wie dan ook een doos te overhandigen om te laten verzenden. Behalve in deze zaak, moet V.S. ook in een andere drugszaak voor de rechter verschijnen. Ook in die zaak gaat het om de verzending van postpakketten naar Nederland. De zaak is uitgesteld tot 18 april aanstaande.