VHP-fractieleider Asiskumar Gajadien heeft tijdens de voortzetting van de Algemene Politieke Beschouwingen in De Nationale Assemblee de president opgeroepen om bij signalen van corruptie op te treden en onderzoeken te laten doen zodra er bewijsmateriaal is—zonder personen te ontzien.
Gajadien deed donderdag een dringend beroep op president Jennifer Simons om geen enkele betrokkene te beschermen wanneer er aanwijzingen voor corruptie zijn. Volgens hem moeten de bevoegde instanties alle gevallen onderzoeken zodra er bewijs voorhanden is.
“President, treedt u op! Stuur de zaken, want wij hebben de instanties. Wij gaan niemand de hand boven het hoofd houden. Als er zaken onderzocht moeten worden, dan wordt het onderzocht,” zei Gajadien in het parlement.
De oproep volgde op uitlatingen van PL-fractieleider Bronto Somohardjo. Die stelde dat sponsoren van de VHP zouden hebben “gefroemeld en gefraudeerd” bij de levering van wagens met sirenes voor het ministerie van Justitie en Politie. Somohardjo legde echter geen documenten over aan DNA ter onderbouwing van zijn claims.
Achtergrond van de discussie
Somohardjo koppelde zijn verwijten aan wat hij een “grote fraude” noemde rond de aanbesteding voor dienstvoertuigen. “Er is gefrommeld en gefraudeerd en dat zijn allemaal sponsoren van zijn partij,” zei hij, zonder bewijsstukken te tonen. Hij zette zijn kritiek af tegen eerdere discussies over bankgegevens en privésituaties die volgens hem de aandacht van “de olifant” – de vermeende miljoenenfraude – zouden afleiden.
Reactie van Gajadien
Gajadien reageerde afwijzend op de aantijgingen en noemde de uitspraak van Somohardjo “waardeloos”, zolang die niet wordt gestaafd met bewijs. Hij herhaalde dat vermoedens van misstanden via de daarvoor bestemde kanalen moeten worden onderzocht en dat politieke retoriek zonder stukken geen bijdrage levert aan waarheidsvinding.
Vervolgstappen
De VHP-fractieleider drong erop aan dat, indien er concrete informatie beschikbaar komt, de controlerende en opsporingsinstanties hun werk onverkort moeten doen. Daarmee, stelde hij, blijft het parlementaire debat gericht op feiten en institutionele afhandeling in plaats van op onbewezen beschuldigingen.










