In Zuid-Mexico zijn de afgelopen dagen minstens veertien mensen omgekomen bij drie verschillende aanvallen op politici die zich kandidaat hadden gesteld voor de komende verkiezingen. Het geweld in het land is toegenomen in de aanloop naar de algemene verkiezingen van 2 juni. Bendes vechten om territorium en plegen aanvallen op zowel politici als burgers.
De zuidelijke staat Chiapas wordt geteisterd door twee kartels die strijden om de controle over het grensgebied met Guatemala. Deze route is lucratief voor criminelen vanwege de handel in migranten en drugs. Alleen dit jaar zijn minstens 134 mensen gedood door politiek gemotiveerde aanslagen, waaronder 24 politici die deelnamen aan de verkiezingen. Vanwege de strategische ligging is Chiapas een van de drie staten met het hoogste niveau van electoraal geweld, naast Guerrero en Michoacán, de epicentra van de Mexicaanse karteloorlog.
Donderdag opende een schutter het vuur op een campagnebijeenkomst in La Concordia, ongeveer 125 kilometer van de grens met Guatemala. Hierbij kwamen zes mensen om, waaronder een jong meisje en een kandidaat-burgemeester. Zaterdag werd een andere kandidaat-burgemeester in Chiapas aangevallen. Robertony Orozco, kandidaat namens regeringspartij Morena in Villa Corzo, werd op de snelweg beschoten in zijn auto. Drie mensen kwamen hierbij om het leven. Orozco overleefde de aanslag, maar raakte gewond.
De Mexicaanse president López Obrador krijgt intussen veel kritiek op zijn aanpak van de bendes. Critici beschuldigen hem ervan de drugskartels niet hard genoeg aan te pakken. Afgelopen vrijdag ontkende de president tijdens een persconferentie in Chiapas dat er grensoverschrijdende problemen zijn. “Er zijn mensen die beweren dat Chiapas in brand staat. Nee, zoals ik heb uitgelegd ligt het probleem in deze regio en we gaan het oplossen.”