Op 17 juli hield de Vereniging van Economisten van Suriname, de VES, haar eerste tussentijdse debat. De politieke partijen die met de verkiezing hadden meegedaan van mei 2020 mochten in debat met een vertegenwoordiger van de regering en het aanwezige publiek mocht ook vragen stellen. Het onderwerp was de economische ontwikkeling na drie jaren regering Santokhi/Brunswijk.
Drs. Stanley K. Raghoebarsing, minister van Financiën, was de vertegenwoordiger van de regering. Volgens de voorzitter van de VES was het “debat” een podium voor de aanwezige politieke partijen om “het volk te laten zien wat hun alternatief precies inhoudt”. Echter, het bleek dat acht van de tien aanwezige politieke partijen zich niet hadden voorbereid of niet wisten waarvoor ze daar waren.
Verwacht mocht worden dat de regering in haar betoog haar startpositie zou aangeven, wat zij met haar beleid aan ontwikkeling heeft gebracht en hoe ze denkt verder te gaan. Dat, onderbouwd met cijfers en argumenten. Daarvan was er geen sprake. De VES toonde op de avond uit haar archief het “debat” van mei 2020. Ook toen vertelden de partijen slechts hun wensen of gaven af op de vorige regering. Erger nog, op de avond werd op belangrijke vragen door de regeringsvertegenwoordiger geen antwoord gegeven of hij zei dat hij het niet wist. Vanwege de organisatie konden de partijen niet in discussie met de regering waardoor de avond weinig tot niets had van een debat.
Het betoog van de regering
De regeringsvertegenwoordiger verklaarde dat de crises van 2020 heel veel overeenkomsten had met dat van 1987, 1991 en 2000. En dat ze, vanwege de aangetroffen situatie, verplicht was om het IMF om hulp te vragen. Uit onderzoek blijkt echter dat de crisis van 1987 voornamelijk lag aan de sterk gedaalde wereldmarktprijs van de belangrijkste verdiener van Suriname, bauxiet, de opschorting van de ontwikkelingshulp en de Binnenlandse Oorlog gefinancierd uit Nederland.
De crisis van 1999 lag aan de bouw van de bruggen over de Suriname en Coppename rivier waarbij de inkomsten uit de Bauxietsector, de grootste verdiener van Suriname op dat moment, uit het economisch verkeer waren onttrokken en financieel wanbeleid (corruptie). De belangrijkste schuldeisers waren toen de Verenigde Staten (Graan importen) en Brazilië (Para Industries) met nog geen 550 miljoen USD. Terwijl Suriname Euro 1,2 miljard in het ontwikkelingsfonds van de onafhankelijkheid van 1975, tegoed had.
De crisis
Bij de huidige crisis blijkt uit tabel 1 dat Suriname gemiddeld 20 tot 25% meer heeft ontvangen per jaar uit de exporten dan in dezelfde periode voor 2010. En toen lag de koers stabiel op SRD 2,80 voor een USD. Het grootste gedeelte van de buitenlandse schulden waren leningen voor het asfalteren van wegen en productieprojecten. Een groot deel van die projecten zijn slecht uitgevoerd (zie asfaltwegen) of zijn tot nu toe niet uitgevoerd. Onder andere een melk verwerkingsunit, waterpompen, ontwatering Paramaribo, modernisering luchthaven Zanderij en upgrading rijst sector. Die middelen heeft de huidige regering dus nog steeds ter beschikking.
Uit grafiek 1 blijkt dat de prijzen voor goud en aardolie, de belangrijkste exportproducten, vanaf 2017 aan het stijgen waren. Voorts was de goudprijs tussen 2010 en 2022 nimmer onder de prijzen van voor 2010. Terwijl de productie van goud door de komst van Newmont in 2016 meer dan verdrievoudigd was. Slechts de prijs van aardolie was in 2016 beneden de kostprijs van Staatsolie. Echter was daardoor de kostprijs van goud, hout, rijst en vis weer veel lager. In de praktijk zou dat dus bijna niets moeten betekenen voor de exportopbrengsten. Geconcludeerd kan worden dat de huidige crisis niets te maken heeft met exportinkomsten en daardoor zou er ook geen deviezen schaarsten moeten zijn noch koersstijgingen.
Wat doet Suriname bij het IMF?
Uit geen enkel verklaringen van specialisten op de wereldmarkt van goud, olie en voedsel blijkt dat de prijzen de komende jaren zullen dalen. De inkomsten uit de goudsector en zelf van rijst waren nog nooit in de geschiedenis van Suriname zo hoog geweest als na 2019. Algemeen is bekend dat het IMF slechts hulp biedt bij het in balans brengen van de inkomsten en uitgaven van landen.
Uit het bovenstaande blijkt dat Suriname geen inkomstenprobleem heeft. En zoals de regering verklaarde dat voor economisch ontwikkeling goed bestuur, uitvoeringscapaciteit en vooral handhaving van regels nodig zijn. De vraag is dus, wat doet Suriname bij het IMF? Daarbij moet ook de opmerking van de minister meegenomen worden dat het IMF geen ervaring heeft met het maken van beleid dat moet leiden tot economische ontwikkelingen.
De feiten na drie jaren Santokhi/Brunswijk/ IMF
Na drie jaren regering Santokhi/Brunswijk/IMF en 38% uitvoering van hun herstelplan ziet het resultaat als volgt uit; de rijst, groenten en melkveesectoren zijn op hetzelfde niveau gebleven van 2019 ondanks de beschikbaarheid van kapitaal en hulpmiddelen. Terwijl de smokkel van vis (ruim 40 miljoen USD) ongestoord doorgaat. De export van rondhout, waarbij Suriname met minstens 150 miljoen USD per jaar wordt benadeeld, gaat gewoon door. Het ambtenarenbestand is van 55.000 in 2020 naar 65.000 gestegen in 2023. De werkloosheid alleen in Paramaribo en Wanica, waar de meeste bedrijven van Suriname gevestigd zijn, is 10%.
De inflatie is van 4,2% in 2019 naar 62% in 2023. De armoedegrens is met 400% gestegen vergeleken met mei 2020. De officiële koers van SRD 7 in 2020 voor een USD is gestegen naar 38,50 SRD (400%) in 2023. De drugsimport is dusdanig gegroeid dat de DEA, Drugs Enforcement Administration van de USA, zich in Suriname wil vestigen om de bestrijding van de import te verzekeren. IamGold is voor 265 miljoen USD aan de Chinese Zijin verkocht, terwijl volgens een verklaring van minister Raghoebarsing in DNA, IamGold geweigerd had om haar boeken aan de fiscus te laten zien.
De regering maakt geen enkele poging om de kleine goudsector te ordenen en belastingplichtig te maken. Noch wil ze heronderhandelen met de grote bedrijven.
De vraag is, hoe zal de samenleving eruitzien als het herstelprogramma voor 100% is uitgevoerd?
De winstbelastingen
Alleen met behoorlijk bestuur en handhaving van regels had de regering uit de rijst, vis, hout en de kleine goudsector meer dan USD 500 miljoen per jaar binnengehaald. Waarom maakte ze toch de keuze voor een lening, van USD 650 miljoen, bij het IMF voor een herstelprogramma met een vernietigende werking daarvan op de economie.
Minister Raghoebarsing en president Santokhi hebben op verschillende momenten geen antwoord gegeven op de vraag waar de winstbelastingen (minimaal 1,5 miljard USD van 2020 tot 2022) van het goud, olie en andere sectoren zijn gebleven. Alle importen van de afgelopen drie jaren zijn betaald met USD’s die bij de cambio’s en banken waren gekocht door de importeurs. De deviezenreserves van 1,3 miljard USD bij de Centrale Bank van Suriname zijn na 2020 (650 miljoen) niet met exportverdiensten opgebouwd. Is regering Santokhi/Brunswijk naar het IMF gestapt om het beleid van voor 2020 voor te zetten?
Kenneth Sukul