Met de inwerkingtreding van het nieuw Surinaams Burgerlijk Wetboek (BW) op 1 mei 2025, verandert ook het huwelijksvermogensrecht. Voor personen die na deze datum in het huwelijk treden, is het belangrijk te weten wat de nieuwe wettelijke regelingen zijn. In dit stuk bespreek ik summier de nieuwe wettelijke gemeenschap van goederen, artikel 1:94 BW, de 50% maatstaaf bij verkrijging (zaakvervanging en vergoeding) artikel 1:95 BW en het moment van de ontbinding van de gemeenschap artikel 1:99 BW.
1. Wijziging in de wettelijke gemeenschap van goederen
Volgens het huidige BW ontstaat bij het aangaan van een huwelijk een algehele gemeenschap van goederen, waarbij alle bezittingen en schulden, zowel van vóór als tijdens het huwelijk, van beide echtgenoten samenvloeien (boedelmenging). Uitzonderingen gelden voor erfenissen en schenkingen, waarbij expliciet is bepaald dat het niet in de gemeenschap valt.
Vanaf 1 mei 2025 wordt de gemeenschap van goederen beperkt.
Artikel 1:94 BW bepaalt dat de gemeenschap enkel omvat:
• Goederen en schulden die echtgenoten gezamenlijk bezaten vóór het huwelijk.
• Goederen en schulden die echtgenoten tijdens het huwelijk gezamenlijk of afzonderlijk verkrijgen.
Uitzonderingen die niet vallen in de gemeenschap:
• Erfenissen en schenkingen.
• Pensioenrechten
• Vruchtgebruiken en enkele vergoedingen ontvangen van een erflater
• Verknochte goederen
Gevolgen:
• Het vermogen en de schulden die een echtgenoot had vóór het huwelijk blijven het eigen vermogen van die echtgenoot.
• Gezamenlijk vermogen of schulden vóór het huwelijk vallen in de gemeenschap.
• Tijdens het huwelijk verkregen vermogen of ontstane schulden vallen in de gemeenschap, tenzij uitgezonderd.
• Er kunnen verschillende gemeenschappen ontstaan tijdens het huwelijk, te weten, een eigen vermogen of privévermogen, een huwelijksgemeenschap of een eenvoudige gemeenschap.
Voorbeelden van vermogensindeling
Voorbeeld 1: Vermogensindeling bij huwelijk in (beperkte) gemeenschap van goederen
A en B trouwen. A bezit een woning, auto en USD 150.000,-. B bezit een auto en USD 100.000,-. Ze hebben samen een woning gekocht.
• De woning van A, zijn auto en spaargeld blijven zijn eigen vermogen.
• De auto en spaargeld van B blijven haar eigen vermogen.
• De gezamenlijke woning valt in de gemeenschap.
Voorbeeld 2: Vermogensindeling bij aankoop van goederen
A koopt met USD 30.000,- een auto en met USD 80.000,- een woning uit zijn vermogen. Beide goederen blijven in het eigen vermogen van A en vallen dus niet in de gemeenschap.
Voorbeeld 3: Vermogensindeling bij schulden (leningen).
A en B trouwen. A had vóór het huwelijk een lening van USD 30.000, -. A en B hadden samen een lening gesloten vóór het huwelijk van USD 50.000, -.
• De schuld van A, behoort tot zijn eigen vermogen.
• De gezamenlijke schuld valt in de gemeenschap.
Voorbeeld 4: Vermogensindeling bij schulden (gokschulden)
A maakt een gokschuld in het casino van USD 30.000,- tijdens het huwelijk. Deze schuld valt in de gemeenschap en behoort niet tot het eigen vermogen van A.
2. De 50% maatstaaf bij verkrijging (zaakvervanging en vergoeding)
Artikel 1:95 BW; ingeval een goed wordt aangekocht en voor meer dan de helft ervoor betaald wordt uit het eigen vermogen van een echtgenoot, dan behoort dat goed tot het eigen vermogen van die echtgenoot. De gemeenschap heeft dan een vordering op A (artikel 1: 87 BW). Omgekeerd geldt hetzelfde.
Voorbeeld 5: Vermogensindeling bij gemengde financiering
A koopt een woning van USD 80.000,-. Hij betaalt USD 45.000,- uit eigen vermogen (meer dan 50%) en USD 35.000,- uit de gemeenschap.
• De woning komt in het eigen vermogen A.
• De gemeenschap heeft een vordering op A.
Omgekeerd geldt hetzelfde.
Voorbeeld 6: Vermogensindeling bij gemengde financiering (lening)
A koopt een woning van USD 80.000,-. Hij betaalt USD 35.000,- uit eigen vermogen (minder dan 50%) en USD 45.000,- uit een lening. De lening valt in de gemeenschap.
• De woning valt in de gemeenschap
• A heeft een vordering van op de gemeenschap.
Met de voorbeelden wordt aangegeven in welk vermogen een goed of schuld terechtkomt. Er wordt hier geen uitspraak gedaan over wie aansprakelijk is voor de schuld of wie het moet betalen.
3. Wijziging van het moment van de ontbinding van de gemeenschap
Het huidige BW bepaalt dat de gemeenschap van rechtswege eindigt o.a. bij ontbinding van het huwelijk.
Volgens het nieuwe BW eindigt de gemeenschap o.a. op het moment dat er een verzoek is ingediend tot echtscheiding, artikel 1: 99 lid 1 BW. Verder geeft lid 2 aan dat het verzoek ingeschreven moet worden in het huwelijksgoederenregister (vanwege derden bescherming). Vanaf dit moment eindig de boedelmenging. Het huwelijksvermogen is ontbonden, maar het huwelijk nog niet (artikel 1: 149 BW).
Mr. Michel Boetius, MBA.
(email: mboetius@yahoo.com)