Voormalig minister van Financiën, Gillmore Hoefdraad, heeft in zijn laatste woord fel uitgehaald naar het Openbaar Ministerie en de Surinaamse rechtspraak.
Volgens hem is zijn veroordeling het resultaat van een politiek gemotiveerde vervolging, waarbij juridische principes zijn geschonden en hij zonder bewijs schuldig is verklaard. Zijn laatste woord werd in de rechtszaal namens hem uitgesproken door zijn raadsman, Murwin Dubois.
Hoefdraad stelt dat hij vanaf het begin geen eerlijk proces heeft gekregen en dat zijn vervolging enkel bedoeld was om hem als politieke tegenstander uit te schakelen. “Mijns inziens ben ik het doelwit geweest van onrechtmatige, politiek gemotiveerde aanklachten sinds de NDP de verkiezingen in 2020 verloor,” verklaarde hij. Hij betoogde dat financiële beleidsbeslissingen, die normaal gesproken binnen het domein van de regering vallen, plotseling als strafbare feiten werden bestempeld. “INTERPOL heeft bevestigd dat beleid en beleidskeuzes van de regering niet onder het strafrecht vallen.”
Volgens de voormalig minister was de politieke beïnvloeding in zijn zaak overduidelijk. “De propaganda die na de machtsovername door deze regering in 2020 door de VHP werd gevoerd, is verstikt met leugens en halve waarheden.” Hij vergeleek zijn situatie zelfs met de vervolging van tegenstanders van het regime in Nazi-Duitsland en verwees naar Adolf Hitlers theorie over “De Grote Leugen”: “Een zo kolossale leugen dat niemand zou kunnen geloven dat iemand de waarheid zulk grof geweld aan zou doen.”
Veroordeeld zonder bewijs
Hoefdraad benadrukte dat er geen enkel bewijs is van zelfverrijking of schade aan de Staat. “Ik weet nog steeds niet op basis van welke wettelijke bepalingen en op basis van welk bewijs ik tot 12 jaar ben veroordeeld.” Hij wees erop dat de Centrale Bank in het jaar van zijn veroordeling winst boekte en dat geen enkele financiële audit heeft aangetoond dat er sprake was van corruptie. “De Centrale Bank sloot dat jaar zelfs af met een winst van SRD 38 miljoen. Wie is hier dan benadeeld?”
Hij beschuldigt het Openbaar Ministerie van willekeur en selectieve vervolging, waarbij andere zaken anders zijn behandeld. Zo verwees hij naar de EBS-case, waarin ondanks financieel nadeel geen vervolging werd ingesteld. “Het Openbaar Ministerie heeft geconcludeerd dat er bij EBS geen strafbare feiten zijn geconstateerd met betrekking tot beleid en beleidsaangelegenheden, terwijl beleidskwesties bij de Centrale Bank wel via het strafrecht zijn vervolgd.”
Volgens Hoefdraad heeft de procureur-generaal bewust geprobeerd hem te laten veroordelen, zelfs bij gebrek aan bewijs. “De schokkende acties van procureur-generaal Bajnath Panday in deze zaak zijn uitgebreid besproken en bekritiseerd. Ze roepen de vraag op of de mogelijkheid van een eerlijk proces opzettelijk van tevoren is uitgesloten.”
Hij sloot zijn verklaring af met een sombere conclusie: “Ik ben veroordeeld in naam van de Republiek Suriname, dat betekent in naam van de Staat, maar het vonnis stelt dat ik de Staat heb bevoordeeld. Dat lijkt tegenstrijdig.” Volgens hem is zijn zaak een schoolvoorbeeld van hoe het rechtssysteem in Suriname wordt misbruikt voor politieke doeleinden.