Het is ongeveer 17:00, Natascha, die al langer dan 20 jaar woont in Apollohal zit buiten op een emmer en kijkt hoe de kinderen aan het spelen zijn. Achter haar staat Apollohal, ooit een bar-dancing met kamers, nu een appartementen opvang voor sociaal zwakkeren.
Ze heeft haar hele leven daar gewoond, samen met haar moeder. Maar fijn wonen, alhoewel het ‘niks’ kost, is het niet in Apollohal. “Als je nergens hebt om te gaan en dit is wat je kent, waar ga je anders?” merkt Natascha op, terwijl ze kijkt hoe haar kinderen spelen, met de andere kleintjes die er ook wonen. Over de staat van het gebouw is er eigenlijk niks moois te zeggen. Het dak is zo goed als vervallen, het voorbalkon waar er enkele kinderen op staan is een gevaar en lijkt elk moment te kunnen instorten. Voor de meeste kamers is er geen dievenijzer, want wie gaat nog iets kunnen stelen van Apollohal in zo een staat. De ramen zijn wagenwijd open en vanuit de straten kan je duidelijk zien dat het plafond geen water tegenhoudt als het regent. “Te alen e fadon na soso bakje nanga emmer tap a gron’ “, zegt de 62-jarige Nelly, die ook in Apollohal woont.
Ze is erbij komen staan nadat ze hoorde dat Natascha geïnterviewd werd. “Ik heb 35 dienstjaren gewerkt bij RKBO en heb negen kinderen, maar kijk waar ik moet wonen. Tap mi owru dey mi wani wan bun tanpresi. Ik kom niet voor mijn plezier hier wonen in Apollohal”, zegt Nelly duidelijk. Ze weet te vertellen hoe Apollo van bar-dancing naar opvang is gegaan. De eigenaar van de bar-dancing zou om financiële redenen het gebouw zijn kwijtgeraakt en is het toen onder beheer gekomen van de staat. “Het stond leeg en het werd gesloopt. Ze hadden mensen nodig om de wacht te houden. Ze konden de wachters niet betalen en er is in ruil daarvoor verblijf aangeboden aan de mensen”, vertelt Nelly een beetje over de geschiedenis.
Mensen zijn over de jaren heen gekomen en gegaan en zijn mogelijk ook verwezen door de staat. Kinderrijk is het zeker bij Apollohal en ook nog overwegend alleenstaande moeders. Op de bovenbouw zijn er ongeveer 24 kamers en beneden zijn er ook kamers. “Hoeveel er precies zijn, weet ik niet precies, maar we hebben maar twee kranen waar we water van kunnen halen. Gelukkig is er wel gewoon stroom in elke kamer”, vertelt Lorraine, een andere Apollohal bewoner. Zij woont ook daar omdat ze geen keus heeft. “Ik heb wel een perceel toegewezen gekregen, heb ook mijn beschikking in handen, maar ik kan helaas niet bouwen omdat ik het geld niet heb”, vertelt Lorraine. Zij kreeg zeven jaren geleden tijdens Bouterse II een perceel toegewezen. Door de jaren heen probeerde ze steeds haar perceel bouwklaar te maken. Ze heeft al wat bouwmaterialen weten te verzamelen, maar een start maken om te bouwen is haar nog niet gelukt. “Ik werkte toen in een visverwerkingsbedrijf en verdiende SRD 750,- per fortnight. Schoolspullen, eten en van wat over was moest ik materialen kopen. Maar de prijzen zijn zo omhoog gegaan, ik kan nu nauwelijks iets kopen”, vertelt Lorraine.
Eerder deze week is de erbarmelijke situatie van Apollohal onder de aandacht gebracht van minister Riad Nurmohammed van Openbare Werken. Nurmohamed gaf toen aan dat de woonsituatie aangepakt wordt. Nelly bevestigt dat er inderdaad na de uitspraken er overheidsmensen langs zijn geweest om de situatie te bekijken en hebben ook gesprekken gevoerd met de mensen. Zowel Lorraine, Nelly als Natascha zijn ingenomen dat de situatie bij Apollohal wordt aangepakt “Maar ik wil niet meer hier wonen, ik wil mijn eigen huis hebben”, vertelt Natascha. Voor Nelly is het eerst zien dan geloven. Zij heeft net als Lorraine ook een perceel gehad, maar kan ook niet starten met de bouw. “Ze hebben aangegeven dat zij inderdaad de appartementen zullen opknappen, maar voor zij die een perceel hebben gehad moeten deze dan terug geven in ruil voor de opgeknapte kamers. Ik ben er niet eens daar mee”, zegt Nelly fel. Ze is blij dat er een poging wordt gedaan om de leefsituatie te verbeteren bij Apollohal, maar zij wilt zekerheid hebben dat zij niet een dag wordt weggejaagd uit haar appartement. “Het is logisch dat als je gaat opknappen dat we huur gaan moeten betalen, maar als ik een dag niet kan betalen omdat ik niet werk, kunnen ze me ook een dag zeggen we kunnen u niet meer hier hebben. Het stukje perceel dat ik heb gehad geeft me zekerheid en dat wil ik.”
Zowel Lorraine als Natascha zijn het eens met Nelly. Ze willen liever dat ze hulp krijgen voor het bouwen van een huis op een perceel dat hen is toegewezen. Want het is moeilijk een lening krijgen als je in de informele sector zit. “Ik heb maar 4 jaren gewerkt bij het visverwerkingsbedrijf, ben toen weggegaan door collega-drama. Om geld te verdienen, maak ik pangi’s op bestelling, maar ik kom ik niet uit met dat geld omdat alles is verhoogd. Materialen kopen gaat nu heel moeilijk en een lening nemen bij de bank lukt ook niet want wie gaat mij geld lenen?”
Het enige wat de drie vrouwen nog te zeggen hebben is dat de hulp die zij nodig hebben werkelijk komt. “Want zo leven is niet meer te doen. Je bent bang om een meisje als kind te hebben hier, want er gebeurt hier van alles. Mi no wani mek mi meisje tek’ bere dyaso”, zegt Natascha bezorgd. Het moet voor Lorraine niet alleen bij woorden blijven. Op deze manier verder leven in Apollohal gaat het voor haar niet worden. “A no soso winti musu kon uit den mofo, maar we moeten zien dat er iets gebeurd.” Nelly zal vooral uitkijken in het nieuw jaar wat er werkelijk zal gebeuren. “Meki den sma yepi unu, want wan nyun yari e doro.”