Met de aanstelling van Stanley Menzo als bondscoach breekt er een nieuw tijdperk aan voor de nationale mannenvoetbalselectie van Suriname. Voor het vlaggenschip van de Surinaamse Voetbal Bond (SVB) en voor Menzo is het vooral van belang zo snel mogelijk de perikelen rond het vertrek van Dean Gorré naar de achtergrond te drukken. Maar het is voor de SVB nu ook de hoogste tijd om af te rekenen met de verstikkende cultuur van middelmatigheid. Half goed is niet goed genoeg.
Deze analyse, het laatste deel van een serie van vier artikelen over Natio, naar aanleiding van het aanstellen van Stanley Menzo als bondscoach, komt voort uit een persoonlijke research van meer dan 30 jaar. Ik heb in die periode het Surinaamse voetbal vanuit alle mogelijk hoeken onderzocht: als levenslange fan van lokale clubs en Natio, als jeugd- en seniorenvoetballer, als journalist/verslaggever en als gediplomeerd trainer. Als tiener rees bij mij de vraag: ‘wat maakt dat Surinaamse voetballers en teams niet het niveau halen van bijvoorbeeld Mexico, Costa Rica, Nederland en Brazilië’? De drang naar het antwoord op die vraag heeft geleid tot een jarenlange, praktische reis, een zoektocht naar feiten. Deze ‘reis’ dwingt mij nu conclusies te trekken waar niet eenieder blij mee zal zijn.
Het is misschien wel de grootste onwaarheid die wij in Suriname al sinds onze onafhankelijkheid collectief verkondigen: ons land is zoals het is, omdat wij niet het geld hebben om de dingen te doen die wij willen doen. Het is absoluut niet waar dat geld, of beter gezegd, gebrek aan geld, ons grootste probleem is om ontwikkeling te realiseren. Geld is een middel om doelen, die wij stellen, te behalen. Deze doelen worden op hun beurt geboren uit een bepaald denken, een collectief uitgangspunt dat ook weer zijn oorsprong heeft in hoe wij onszelf zien. Als het gaat om voetbal is het niet anders. Het niveau dat onze voetballers halen, komt direct voort uit ons zelfbeeld, als wij dat willen toegeven of niet. Niet het gebrek aan geld bepaalt al decennia dat wij falen. Het is in de eerste plaats de cultuur van middelmatigheid die wij op elk niveau, in alle delen van het land, en in alle sectoren terugzien: half goed is goed genoeg voor ons in Suriname. Deze manier van denken, die zetelt in ons onderbewustzijn, is de ‘vloek’ waar wij maar niet van af kunnen komen. Dit is terug te zien in de kwaliteit van het bestuur van ons land, in leiderschap, de politiek, in het onderwijs, in de sport, in de media, kortom in alles wat wij in Suriname doen.
Voetbal is een aaneenschakeling van wat technisch wordt genoemd voetbalhandelingen. Aannemen, verwerken, passen, dribbelen, schieten, omspelen en vrijlopen, zijn een paar van de voetbalhandelingen die spelers, tijdens wedstrijden, tientallen keren moeten uitvoeren. De kwaliteit van de voetbalhandelingen van individuele spelers bepaalt het niveau van een team. Als de gemiddelde individuele kwaliteit van de voetbalhandelingen laag is, zal het team falen of tekortschieten, zeker tegen teams waarvan de spelers goed opgeleid zijn. Daar ligt het eerste en mogelijk grootste probleem van het Surinaamse voetbal. De kwaliteit van de voetbalhandelingen is slecht en dat heeft in de eerste plaats weinig te maken met geld. Als trainer heb ik bijvoorbeeld (mezelf) bewezen dat Surinaamse talenten kunnen leren een bal aan te nemen of volgens Surinaamse standaarden, of zoals talenten in Engeland, Duitsland of Nederland dat doen. De belangrijkste dingen die daarbij nodig zijn: een bal, een ruimte – als het nou is een ruim achtererf of een echt voetbalveld – maar bovenal een trainer/coach die geen half goede uitvoering van de voetbalhandelingen accepteert. Elk Surinaams voetbaltalent in bijvoorbeeld de U-11-klasse (de leeftijdsklasse die mogelijk het meest bepalend is bij de vorming van spelers) is in staat te voldoen aan de hoogste eisen, zoals jonge talenten in Engeland, Frankrijk of Italië dat kunnen. Als half goed als goed genoeg wordt beschouwd, zullen talenten ook half goed worden. Als alleen een goede uitvoering als goed genoeg wordt gezien, zullen talenten goed gevormd worden.
De gevolgen van de ‘half goed is goed genoeg-vloek’ bij de vorming van jonge talenten zijn duidelijk terug te zien op het hoogste lokale niveau. Zelfs lokale spelers die de Nationale selectie halen, hebben zoveel technische tekortkomingen dat het onmogelijk is om hogerop te komen als land. De belangrijkste reden waarom Natio zich in 2019 voor het eerst kon plaatsen voor een Concacaf Gold Cup was, omdat de vorige bondscoach, Dean Gorré, honderden uren heeft besteed aan het bijschaven/omvormen van spelers van Natio. Als gediplomeerd talententrainer ben ik vaker door Gorré uitgenodigd om mee te doen met deze techniektrainingen, in de grote wereld ook wel bekend als skills coaching. Ik moet, voor ik verder ga, aangeven dat ik, als onderdeel van mijn jarenlange research van het Surinaamse voetbal, mezelf heb aangeleerd voetbalhandelingen uit te voeren volgens internationale standaarden en niet volgens de in Suriname gehanteerde kwaliteitsnormen. Tijdens deze trainingen onder leiding van Gorré, heb ik het bewijs gekregen van wat ik altijd al vermoedde: onze voetballers zijn slecht opgeleid en zelfs degenen die worden gerekend tot de besten, zijn ‘misvormd’.
Het is verschillende malen gebeurd dat Gorré, in het bijzijn van Natio spelers – ook spelers die naar de Gold Cup meegingen – onomwonden heeft aangegeven dat ik, bij de eerste keer dat ik een specifieke training uitvoerde, een niveau haalde dat deze actieve voetballers, sommigen wel 25 jaar jonger, pas na weken van herhaling konden halen. Het waren ongetwijfeld pijnlijke momenten voor de spelers in kwestie, maar het is in geen geval hun schuld. Deze voetballers zijn ook maar producten van een systeem dat (onbewust) minderwaardigheid predikt en accepteert en dus ook kwalitatief minderwaardige spelers aflevert. Zij zijn opgeleid door trainers die, op hun beurt (van voetballer tot oefenmeester), door hetzelfde systeem van ‘half goed is goed genoeg’ zijn gegaan. Hoe geweldig wij onszelf ook vonden, de resultaten liegen er niet om. Er wordt vaker nostalgie en vol trots trots verwezen naar de nationale selectie van 1977, toen Suriname nooit eerder zo dichtbij kwam van kwalificatie voor een FIFA WK (1978, Argentinië). In het zeslanden- eindtoernooi van oktober 1977, verloor ons Natio-elftal alle vijf duels, met als absoluut dieptepunt de 8-1 nederlaag tegen gastland Mexico. Het was een vernedering maar deze episode uit onze voetbalgeschiedenis wordt aan jongeren verteld als iets waar wij als natie trots op behoren te zijn. Deze neiging is echter niet veel meer dan nepnationalisme, geboren uit de euforie die twee jaar na Surinames onafhankelijkheid nog sterk aanwezig was.
Er zijn weinig Surinaamse trainers en officials die zullen toegeven dat niet het gebrek aan geld, maar ‘het half goed is goed genoeg’- syndroom het voornaamste probleem is. Ook dat verschijnsel is onderdeel van de ‘vloek’ van minderwaardigheid. Wij zullen alles eraan doen om zelfkritiek te vermijden, misschien omdat wij ergens wel bewust zijn van de harde waarheid. In Suriname hebben wij, in alle sectoren en op alle niveaus, het tot kunst verheven om alles en iedereen de schuld te geven van ons collectief en decennialange falen, vooral op gebieden waar wij alleen over beslissen. Gelukkig zijn, bijvoorbeeld Surinaamse piloten even goed als hun buitenlandse collega’s, maar dat komt omdat lokale vliegeniers aan dezelfde voorwaarden moeten voldoen als piloten in de hele wereld, willen zij internationaal vliegen. Hetzelfde zien wij ook als lokale voetbaltalenten op jonge leeftijd verhuizen naar Nederland. Daar voldoen ze wel, worden ze profvoetballers en zelfs internationale sterren. Het heeft alles te maken met de eisen en de cultuur van de omgeving. ‘Half goed is goed genoeg’ bestaat daar niet, alleen goed is goed genoeg. Als jonge talenten opgroeien in zo een omgeving zullen zij aan die eisen leren voldoen. Groeien ze op in een omgeving die half goede prestaties accepteert als te zijn goed genoeg, en die ook nog beloont, zullen ze uiteindelijk ook maar half goed zijn.
Eén van de redenen waarom iconen uit de Surinaamse voetbal-diaspora geen of beperkt succes hebben gehad als het gaat om bij te dragen aan verbetering, is omdat wij in Suriname hen het land hebben uitgepest. Dit wegpesten volgde min of meer steevast nadat deze diaspora-iconen ons duidelijk maakten dat wij niet goed genoeg zijn, dat wij beter konden en moesten presteren en dat wij dus harder moesten werken om een hoger niveau te halen. Zodra wij daarmee geconfronteerd werden, hebben wij een manier gevonden om hen weg te werken. Wij omarmen en verdedigen hartstochtelijk onze cultuur van minderwaardigheid. Het ‘half-goed is goed syndroom’ is niet alleen terug te zien tijdens trainingen en wedstrijden. Het niveau waarop besturen van clubs en de SVB tot nu toe hebben gefunctioneerd, ademt van alle kanten de geest van minderwaardigheid uit. Als niemand het initiatief neemt om af te rekenen met deze cultuur, zal er op lange termijn geen structurele verbetering komen. Wij zullen wel incidentele successen boeken, maar het systeem zal blijven falen. Wij moeten eindelijk toegeven dat niet geldgebrek ons probleem is. Het ontbreken van een cultuur van excellence, bij bestuurders van het voetbal maar in de eerste plaats bij (jeugd)trainers is het grootste obstakel om beter te worden. Ontkennen in alle toonaarden zal deze waarheid niet kunnen veranderen.