Een man vertelde vorige week in de rechtszaal hoe hij opzettelijk is aangereden,. Als gevolg van de verwondingen moest zijn linker onderbeen geamputeerd worden.
De bestuurder E.F. had hem na de aanrijding meegenomen naar het politiebureau, waar hij de agenten vertelde dat de zwaargewonde man door iemand anders was aangereden en dat hij een hulpverlener was. E.F. wordt vervolgd voor doodslag en zware mishandeling met blijvend letsel. Het slachtoffer werkte als tuinman en was net klaar met zijn werk. Onderweg naar huis stopte hij langs de straat om lemmetjes te plukken uit een boom op de berm. Hij werkte voor meerdere mensen in de buurt en ze vonden het niet erg dat hij fruit plukte. Die dag was hij van plan om na het werk zuurwater te maken thuis.
Terwijl hij bezig was kwam de verdachte aangereden. Toen deze hem bijna was gepasseerd, reed hij even achteruit en reed vervolgens met volle snelheid op het slachtoffer in. E.F. liet de man hulpeloos achter en reed door naar zijn huis iets verder in dezelfde straat. Kort daarop kwam hij terug om het slachtoffer mee te nemen naar het politiebureau.
De man die nu een been kwijt is, vertelde de rechter dat E.F. hem bij het politiebureau uit de auto had getild en als een zak rijst op de vloer had gedumpt. Daarna probeerde hij de politie te misleiden door te zeggen dat hij het slachtoffer langs de weg had gevonden. Hoewel het slachtoffer ernstig gewond was, was hij alert genoeg om de politie te vertellen dat E.F. geen barmhartige Samaritaan was, maar juist de dader. Het slachtoffer moest dezelfde dag in het ziekenhuis geopereerd worden. Hij zegt dat de veroorzaker hem nooit heeft bezocht.
E.F. beweert dat de man wilde rennen toen hij kwam aangereden. Maar dat klopt niet volgens het slachtoffer: “Want anders zou ik op de weg zijn aangereden en niet op de berm bij de boom.” De beklaagde verklaarde dat hij de man niet hulpeloos had willen achterlaten, maar dat hij in eerste instantie niet had gedacht dat hij zo ernstig gewond was. Nadat hij zijn auto thuis had geparkeerd, zag hij op afstand dat het slachtoffer nog op de berm was en zijn hand uitstak en om hulp riep. Hij liep terug en bekeek de man op de grond.
E.F. zei dat hij medelijden kreeg toen hij het slachtoffer zo in pijn zag liggen. Pas daarna ging hij terug naar huis om zijn auto te halen. Hij wikkelde de man in een doek, tilde hem op zijn schouder en legde hem in de auto. Hij ontkende dat hij het slachtoffer op het politiebureau had gedumpt. Volgens hem heeft hij hem zorgvuldig weer op zijn schouder uit de auto getild en neergezet. E.F. betoogde dat het om een ‘ongelukje’ ging en dat er geen sprake was van opzet. Hij wordt bijgestaan door advocaat Irwin Kanhai.
Op de vraag van de rechter waarom hij zich daarna niet had bekommerd om het slachtoffer en waarom hij geen moeite had gedaan om zijn medische kosten te betalen, zei hij dat hij dat graag had gewild, maar dat het hem niet was gelukt. Omdat hij niet wist hoe hij de man kon contacten, was hij er ook niet achter gekomen wat de kosten bedroegen. Daarnaast was hij geschrokken toen hij zijn dagvaarding kreeg en daarop las dat hij werd vervolgd voor poging tot doodslag en andere beschuldigingen. Hij was bang dat door het betalen van de medische rekeningen hij daarmee zou hebben erkend dat hij de man had willen doden, wat volgens hem niet het geval was.
Mr. Georgette Leter verleent juridische bijstand aan het slachtoffer. De raadsvrouw confronteerde de verdachte met een briefwisseling die ze heeft gehad met zijn vorige advocaat. Daarin hebben ze het gehad over de medische kosten en heeft de verdediging aangegeven dat de verdachte bereid was te betalen. De rechter heeft aan Leter gevraagd om bij de volgende zitting een compleet kostenoverzicht met onderbouwing te presenteren.
De verdere behandeling van deze zaak is uitgesteld tot de volgende maand. E.R. was na het geval in verzekering gesteld, maar vier werd na vier dagen in vrijheid gesteld. Van de rechter mag hij vooralsnog op vrije voeten blijven.