De Multidisciplinaire Werkgroep Armoedegrensbepaling, onder leiding van Rosita Woodly‑Sobhie, heeft dinsdag 24 juni 2025 haar tussentijdsverslag overhandigd aan minister Steven Mac Andrew van Arbeid, Werkgelegenheid en Jeugdzaken (AWJ). Het rapport bestrijkt de periode augustus 2024 tot juni 2025 en biedt inzicht in de strategische aanpak van het armoedebeleid in Suriname.
In het verslag staat de noodzaak van een permanente Nationale Armoede Autoriteit centraal. Deze zou verantwoordelijk moeten worden voor het formuleren, monitoren en bijsturen van het armoedebeleid, met wetenschappelijke onderbouwing en voldoende onafhankelijkheid. Zo kunnen technische calculaties rond de armoedegrens worden vertaald naar beleid dat breed gedragen wordt door de samenleving.
De werkgroep heeft samen met de Wereldbank en experts uit andere landen onderzoek gedaan naar best practices, met als doel deze werkgroep om te vormen tot een permanent orgaan. Zo zou worden gewaarborgd dat strategische en technische taken rond armoedebestrijding worden ingebed in een formele structuur.
Het rapport onderstreept bovendien dat structurele aandacht voor het armoedevraagstuk noodzakelijk is, zeker tegen de achtergrond van de opkomst van de olie- en gasindustrie. Deze ontwikkeling biedt economische kansen, maar brengt ook risico’s met zich mee, zoals grotere ongelijkheid en het zogenaamde ‘Dutch disease’-effect. De resultaten van de negende volks- en woningtelling (Census-9) worden daarbij gezien als essentieel om de armoedegrenzen te actualiseren. In afwachting daarvan heeft de werkgroep, samen met de Wereldbank, al voorlopige berekeningen uitgevoerd met data uit de Suriname Living Conditions Survey 2022 (SSLC2022).
Minister Mac Andrew benadrukte bij de overhandiging dat de vaststelling van de armoedegrens niet alleen een technische aangelegenheid is, maar ook een maatschappelijke opgave. Het is belangrijk dat deze berekeningen op transparante wijze worden uitgevoerd, zodat de samenleving begrijpt waarop ze gebaseerd zijn en deze met vertrouwen kan omarmen.
Zowel Mac Andrew als Woodly‑Sobhie onderstrepen dat armoedebestrijding een gedeelde verantwoordelijkheid is. Het vereist samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. Alleen door deze integrale aanpak kan niet alleen worden gekomen tot een duidelijke armoedegrens en minimumloon, maar uiteindelijk ook tot een leefbaar loon – een inkomensniveau waarmee gezinnen in staat worden gesteld te voorzien in onderdak, voedsel en andere basisbehoeften.