Het Openbaar Ministerie (OM) staat klaar om zijn strafeis te presenteren in de strafzaak tegen Joël ‘Bordo‘ Martinus. Zijn vier medeverdachten zijn maandag verhoord.
Bordo wordt als hoofdverdachte vervolgd voor onder meer de aanklacht voor moord, overtreding van de wet op verdovende middelen, deelneming aan een criminele organisatie, witwassen en illegaal vuurwapenbezit.
Bordo is vorige week in Brazilië aangehouden na langer dan een jaar op de vlucht te zijn geweest voor de Surinaamse justitie. Zijn aanhouding door de federale politie in de stad São Paulo vond plaats op basis van een arrestatiebevel van Interpol op verzoek van Suriname.
De zaak draait om de import van 450 kg cocaïne met een vliegtuig dat na de landing in Marowijne is begraven, gevolgd door de verdwijning van de graafmachineoperator (Ramrag Ramnauth), die het graafwerk verrichtte. Het OM vermoedt dat deze man om het leven is gebracht.
De verdachten hielden maandag grotendeels vol over de zaken die ze eerder bij Rechter-Commissaris (RC) hebben verklaard. De gebroeders Prachand ‘Moena’ P. en Ramesh ‘Rampi’ P., moeten zich onder andere verantwoorden voor het verbergen, vernielen of wegmaken van voorwerpen waarmee strafbare feiten zijn gepleegd. De broers die vrachtwagenchauffeurs zijn en met Ramnauth samenwerkten, hadden de opdracht gekregen om enkele bermen schoon te maken. Op de plaats aangekomen werden ze geconfronteerd met het veel besproken vliegtuig.
Ze herkenden de graafmachine waarmee het vliegtuig is begraven als ‘de poclain van Bordo’ en verklaarden door Bordo en Keppie bedreigd te zijn om niets door te vertellen en geen foto’s te maken. Albert G. zou als toezichthouder met een vuurwapen hen met de dood hebben bedreigd. Ze verklaarden dat de opdracht om het vliegtuig te begraven van Bordo kwam en dat Keppie als een soort voorman erop toezag dat alles goed werd gedaan. Hij zou aanwijzingen hebben gegeven aan de later vermiste graafmachineoperator.
Keppie ontkent de beschuldigingen. Hij zou uit het buitenland zijn teruggekeerd omdat hij overtuigd is van zijn onschuld. Keppie beweert de broers niet te kennen en geen vliegtuig te hebben gezien. Hij verklaarde op uitnodiging van Bordo te zijn meegereden naar het plaats delict. Aan hem was verteld dat op die locatie aan landbouw zou worden gedaan. Onderweg naar de plek zag hij dat een graafmachine op een dieplader van daar werd afgevoerd. Daarachter reed een personenauto. Hoewel hij de broers niet kent en de inzittenden van de personenauto niet heeft gezien, vermoedt hij dat zij daarin zaten. Hij sluit niet uit dat ze betrokken waren bij het begraven van het vliegtuig en al klaar waren voordat hij en Bordo waren gearriveerd.
Albert G. greep tijdens zijn verhoor in de rechtszaal ook terug naar zijn verklaringen bij de RC. Hij zei toen dat hij in opdracht van Bordo voeding moest leveren aan arbeiders. Bordo had tegen hem gezegd dat de arbeiders een stuk bos open stootten zodat hij daar aan landbouw kan gaan doen. Na dertien leveringen kwam hij op de bewuste dag daar om zijn geld te ontvangen.
Ter plekke aangekomen zag hij een vliegtuig en kreeg hij zijn geld niet. Hij mocht de plek niet verlaten en moest zwijgen over alles wat hij zag. De volgende dag ontving hij € 2300. Albert G. zag dat pakketten uit het vliegtuig werden gehaald, en kon op vragen van de aanklager niet zeggen wat in die pakketten zat. Hij zegt dat hij niet dicht bij het toestel is gekomen. Er zouden twee blanke mannen uit het vliegtuig zijn gestapt.
De rechter sloot maandagmiddag de fase van verdachten verhoren af. Het OM zal in augustus het requisitoir houden.