‘Als de rechtsschennis van de overheid ver genoeg gaat, is echter, het dwangmiddel van revolutie niet vanouds als gerechtvaardigd aanvaard?
(Mr. A. D. Belinfante et. al., 2023)
In dit artikel zal een grondwetsartikel aan de kaak gesteld worden en in relatie worden gebracht met zaken die zich in het alledaags leven voordoen. Iemand moet de kat de bel aanbinden. Voor sommigen misschien extreem, maar voor mij een zorgwekkend reëel risico, waarbij het land kan belanden in een of andere uitspatting.
In artikel 21 lid 1 erkent de Grondwet het recht op vreedzame betoging, terwijl in lid 2 de wetgever heeft bepaald dat de uitoefening van dit recht in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid en goede zeden bij wet aan regel en beperking kan worden onderworpen. Dit recht is een fundamenteel recht en onderdeel van het internationaal recht. Hier is vereist dat voor een rechtmatige beperking er sprake moet zijn van een inbreuk, die voorzien is bij een formele wet, een legitiem doel moet hebben en noodzakelijk is in een democratische samenleving. In Suriname, echter eist een toevallige districts-commissaris -van wie we goed beschouwd moeten kunnen verwachten dat hij het recht kent als jurist, een vergunning en dreigt met het afstraffen van manifestaties met het aansturen van een politiemacht op grond van een koloniale wettelijke strafbepaling uit de politiestrafwet.
Aangezien ze bij de politie er prat opgaan dat ze hun taken uitoefenen in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag, is het goed ze erop te attenderen dat die zin doorgaat én in overeenstemming met geldende rechtsregels. Weten ze bij de politie dat de eis die uitgaat van deze complete zinsnede, de cumulatieve rechtsvoorwaarden zijn, waarbij het gemis van één voorwaarde de rechtsgeldigheid van ‘het uitoefenen van hun taken’ tenietdoet. Je zou ervan kunnen uitgaan dat ook de minister van Justitie en Politie en de korpsleiding het beter horen te weten. De vraag is of ze weten wat het geldend recht is? Kunnen ze uitmaken wat er gebeurt wanneer een wettelijke bepalingen in strijd met een fundamenteel recht? Weten ze wel dat wanneer een grondwettelijke bepaling in strijd is met een internationale ieder verbindende bepaling dat het grondwetsartikel buiten beschouwing wordt gelaten. Kunnen ze begrijpen dat een grondwetsbepaling tot een wet van hogere orde wordt gerekend en dat het politiehandvest materiële wet is en tot een wet van lagere orde wordt gerekend? Weten ze überhaupt dat een nieuwe wet (Grondwet 1987) voorgaat op een oudere wet politiestrafwet 1972?
Wanneer dit soort situaties zich in met name een jonge democratie manifesteren, rest het mij nog ter overdenking een tekstgedeelte uit een litterair boekwerk Staatsrecht mee te geven. In dit boekwerk stelt Belinfante et.al. opmerkelijke vragen ten aanzien van het onderwerp: ‘Welke dwang kan men uitoefenen tegen een regering die in strijd met haar wettelijke verplichting handelt? Of tegen een parlement dat de grondwet schendt? Belifante et.al concludeert dat dwang in de zin van toepassing van staatsgeweld hier niet mogelijk is, omdat er geen hogere organen zijn die corrigerend kunnen optreden. Hij stelt als gevolg wel een gewetensvraag: ‘Is echter, als rechtsschennis van de overheid ver genoeg gaat, het dwangmiddel van revolutie niet vanouds als gerechtvaardigd aanvaard?
Ik blijf erbij totdat iemand mij kan loochenstraffen: ‘opeenvolgende regeringen en parlementen hebben de opdracht van de grondwetgever niet begrepen, of zijn niet in staat het te begrijpen. Niemand heeft het tot een primaire taak gemaakt om de opdrachten uit de grondwet – om organieke wetten te maken – uit te voeren, waardoor er toen en nu nog steeds ‘ruimte’ bestaat voor elke democratisch gekozen regering om ‘ongestraft’ ondemocratische principes te huldigen. Dit is een schoolvoorbeeld van wat in de literatuur wordt bedoeld met de paradox van de democratie.
Sergio Gentle
Criticus
Passie voor Suriname
“Great minds discuss ideas. Average minds discuss events. Small minds discuss people”.