Ook binnen het onderwijs is het fenomeen van wegtrekken van capabele krachten te merken. Dat zegt de minister van Onderwijs, Cultuur en wetenschappen Henri Ori tijdens een persconferentie.
Hoe groot het probleem is en hoeveel leerkrachten of docenten zijn vertrokken moet volgens Ori goed geïnventariseerd worden door zijn ministerie. Maar op alle niveau’s binnen het onderwijs is te merken dat mensen wegtrekken. “Binnen het beroepsonderwijs hebben we bijvoorbeeld gezien dat zeker 80 tot 90 krachten zijn vertrokken. Bij het algemeen vormend onderwijs gebeurt het in mindere mate, maar dat moeten we goed gaan inventarisseren”, merkt Ori op. Deze inventarisatie zal nog voor het begin van het nieuwe schooljaar moeten plaatsvinden.
Ori gaf aan geen pasklare oplossing te hebben voor het wegtrekkend personeel en zegt dat wereldwijd niet alleen de zorgsector maar ook het onderwijs te kampen heeft met docenten en leerkrachten die weg gaan voor een beter bestaan. “Ik zie de brieven of aanvragen voor verlof of buitenbezwaar wel voorbij komen en dat is vaak genoeg een voorteken dat de mensen zich klaar maken om weg te gaan, maar de oplossing hoe we dit gaan aanpakken heb ik nog niet.” Volgens Ori wordt op een of ander manier het wegtrekken van leerkrachten op een andere wel opgevangen voor het nieuwe schooljaar. “Het is echt een incidentiele oplossing die vaak genoeg wordt gehanteerd, maar dat legt wel druk op andere leerkrachten die er nog zijn.”
Een andere uitdaging voor de minister waarmee zijn ministerie vooral te kampen heeft is de schaarste aan financiële middelen. Momenteel is het ministerie bezig met het opmaken van de begroting voor 2025 en zijn er volgens Ori heftige discussies die worden gevoerd. “Het is altijd een vrij ambitieuze begroting met alle zaken die we willen doen, maar het zijn zaken die aangepakt moeten worden.”
Op de begroting van 2024 is Srd 4.3 miljard opgebracht voor onderwijs, een van de grootste begrotingen van alle ministeries. Dit is ook niet vreemd omdat onderwijs een van de grootste ambtenarenbestanden hebben. Volgens Ori gaat zeker 95 procent van de begroting uit naar het betalen van salarissen en is er weinig ruimte om andere aandachtsgebieden goed aan te pakken. “Speciaal onderwijs is verwaarloosd en moet zeker goed aangepakt worden, maar we hebben de middelen daarvoor nodig.”
De onderwijsminister is van mening dat het niet alleen aan zijn ministerie en het ministerie van Financiën ligt om zaken te bepleiten voor onderwijs, maar ook aan de volksvertegenwoordigers in het parlement. Die moeten ook vechten dat er meer wordt geinvesteerd in onderwijs. Ori vindt dat er veel meer steun moet komen van het parlement om zaken binnen het onderwijs goed aan te pakken, want uiteindelijk wordt de staatsbegroting goedgekeurd in het parlement.