De nieuwste richting voor studenten van de muloscholen is de C-richting. Voorheen kende Suriname alleen de A- en B- richting voor studenten die het tweede leerjaar hadden afgerond. De introductie van de C-richting is gestart in Nickerie. “Voor de verandering mag een ander district dan Paramaribo gekozen worden voor de start”, vindt minister Marie Levens van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur.
Deze richting is vooral gericht op talen en communicatie-technologie (ICT). De richtingen A en B waren meer voor handelwetenschappen en wis- en natuurkunde. “En als je daar niet tussen paste, viel je uit de boot voor het mulo-onderwijs. Nu is er een alternatief voor studenten die geen interesse hebben in de bestaande richtingen”, zegt de
minister. Rekenen en statistiek bijven in de C-richting. Nickerie heeft tot nu toe goede studieresultaten geboekt. De minister is er daarom van overtuigd dat de launch goed zal gaan in dit district. Er zijn volgens de bewindsvrouw veel studenten die uit de boot vallen, omdat zij de handels- en technische richtingen niet op willen. Maar, zij hadden geen andere keus.
Meegaan met de ontwikkelingen
Het ministerie moet meegaan met de ontwikkelingen in het land. Dan wordt al snel de conclusie getrokken dat er veel meer nodig is dan een A- en B-richting alleen. Ook de ICT-ontwikkelingen blijven niet onopgemerkt. Er is volgens Levens veel belangstelling daarvoor. Er komt daarnaast een nieuwe richting ‘science & technology’. Daardoor kan worden ingespeeld op de industriële ontwikkelingen in Suriname.
Levens: “Er is al altijd local content geleverd vanuit de gerichte (beroeps)opleidingen. Er zijn meer mensen nodig die in specifieke opleidingen doorgaan.” De minister zegt dat wis- en natuurkunde belangrijk blijven, maar dat er meer voor de praktische kant gekozen wordt, zodat meer studenten dat begrijpen en uiteindelijk kiezen voor een technische studie.
Persoonlijke oriëntatie
De minister is momenteel in Nickerie en Coronie bezig met een stukje persoonlijke oriëntatie. Zij wil rechtstreeks vernemen van docenten en studenten, hoe zij de vernieuwingen binnen het onderwijs ervaren. Dat kan het best door zelf gesprekken te voeren met alle betrokkenen. Volgens de minister wordt er vooral door studenten enthousiast gereageerd.