Het was voor mij een nieuwe ervaring om midden in een van de vele goudvelden die Suriname kent mee te lopen met de autoriteiten die bevoegd zijn om orde en handhaving in stand te houden. De missie was om controle uit te oefenen en na te gaan of de goudzoekers zich aan de gemaakte afspraken hielden. Er zijn in dat gebied namelijk ‘no-go zones’ en berichten waren binnengekomen dat er toch mijn activiteiten daar plaatsvonden.
Ik ben weleens in een paar mijngebieden geweest, maar heb nooit echt van nabij kennisgemaakt met hoe het er allemaal aan toegaat. Triest om te zien hoe onze mooie natuur moedwillig en zonder genade kapot wordt gespoten met hogedrukwaterpompen en middels het gebruik van kwik. De enorme kraters die door mensenhanden worden gecreëerd, nadat het gebied uitgemijnd is, worden precies zo achtergelaten. Het was een ware fysieke uitdaging om onder de gloeiend hete Surinaamse middagzon de getrainde groep militairen en politiefunctionarissen te volgen. Die kerels gingen op rap tempo de doorgaans steile heuvels op en af, trotseerden modderpoelen, kreken, smalle bospaadjes en paadjes met agressieve lagen grind. En ik maar voortsjokken met camera-apparatuur om mijn vette nek.
Op gegeven moment stapte ik zelfs met mijn linkerbeen in een modderplas en met volle overtuiging dacht is dat ik mijn been eruit kon trekken. Mooi niet! Ik was tot onder de knie muurvast en kon geen kant uit. Gelukkig liep een van de flinke jongens niet ver van mij en op mijn geroep “Eeuuhhh, mi fasi dya! Ik zit vast!” werd er meteen actie ondernomen. Steunend op mijn rechterbeen, dat nog op vaste grond was, liet ik mij uiteindelijk zijdelings vallen en met alle kracht probeerde ik mijn linkspoot uit die tokotoko te trekken. Het ging toch niet! Nou, nou…toen begon de ‘touwtrekkerij’ om mijn been, met het blubberige zand aan de ene kant en de geoefende soldaat aan de andere kant. Die greep aan mijn jeansbroek en met vereende krachten lukte het om weer op beide benen te staan. Weliswaar werd de linkerkant zwaar, want die kant leek met zoveel modder eraan gekleefd op een olifantspoot. Gelukkig was er een beekje in de buurt waar ik de modder kon wegwassen. Thank God voor stromend water.
Kortom, wij stuitten inderdaad op twee ‘illegalen’ die op heterdaad werden betrapt. Zij moesten hun waterpompen terstond demonteren, waterslangen loskoppelen en alle andere attributen opruimen. Die moesten zij zelf sjouwen naar het kamp waar wij onze voertuigen hadden achtergelaten. Bijna twee kilometer teruglopen en met zoveel gewicht de vreselijke route trotseren was voor hen geen malligheid en eentje stelde zelfs voor om de spullen liever net daar in de fik te steken. Aan zijn verzoek werd er geen gehoor gegeven.
Iets in mij brak toen de agenten tijdens het demonteren van de installaties een kort verhoor afnamen van een van de mannen. Hij was nogal fors gebouwd, maar zijn bouwjaar is 1996! Vrij jong dus. And on top of that is het gewoon een jongen, die dicht bij Paramaribo woont, familie en vrienden verlaat om alle ontberingen te incasseren.
Onderweg naar Paramaribo gingen mijn gedachten terug naar een tijd waar de goudkoorts in ons land niet van dien aard was dat het wild-west vormen had aangenomen. Toen was er misschien sprake van een goudgriepje, maar nu is het een koorts, waarbij genezing haast onmogelijk is. Het is een probleem in ons geliefd land en ik ben bang dat de gevolgen niet te overzien zullen zijn. De natuur wordt haast onherstelbare schade aangebracht, mensen veranderen in roofdieren (vermoorden elkaar voor het minste en geringste), onmaatschappelijk gedrag, decadentie en oncontroleerbare geldzucht. Het laatste geldt dat niet alleen voor de goudzoekers op zich, maar voor alle geledingen die bij deze goudkoorts betrokken zijn.
Ik denk dat het voor elke regering een zware uitdaging is om zaken naar beheersbare proporties te brengen, maar ik besef wel degelijk dat dit een zeer moeilijke klus zal zijn. Er zijn namelijk te veel belangen die spelen en het zal veel intensiever zijn dan de manier hoe ik mijn linkerbeen uit die zware blubber moest trekken.
Surinamers, ik wens u allen een gouden toekomst toe!