De wereld consumeerde in 2019 ruim 64 miljoen ton aluminium. Er stonden wereldwijd 267 smelters waarvan 138 in China, 16 in Rusland en 11 in India. Dat was 62% van het aantal smelters met een smeltcapaciteit van 41,4 ton per jaar. Intussen zijn er in Europa, Amerika, Brazilië en Suriname 25 smelters gesloten.
Terwijl er nog acht op korte termijn volgen. Daarmee zal het marktaandeel van China, India en Rusland verder zijn gestegen. De grootste smelters (1000.000 ton/per jaar) staan in Azië en het Midden-Oosten. Dat komt vooral door hun bezit aan goedkope energie en hun enorme behoefte aan aluminiumproducten voor de bouw -, hightechsector en luxe consumptieproducten. Te midden van die ontwikkelingen wil Suriname opnieuw een poging wagen om de bauxietsector in Bakhuis, West-Suriname, tot ontwikkeling te brengen.
De Afobakadam en de smelter
Suriname boerde goed met bauxiet voor en na de Tweede Wereldoorlog vanwege de behoefte aan gevechtsvliegtuigen van Amerika. In Oost-Suriname kon het bauxiet gemakkelijk geëxploiteerd worden. Daarnaast lag Suriname, tijdens de oorlog min of meer veilig buiten de oorlogszone, waardoor het transport naar Amerika ook vlot verliep. In 1952 bedacht Suriname het plan om de aluinaarde, dat sinds 1938 werd geproduceerd, tot aluminium te verwerken. Daarvoor zou er een stuwdam in de Suriname rivier gebouwd moeten worden en een aluminiumsmelter. Het plan werd aan Alcoa ter financiering aangeboden, die het weigerde. Alcoa verklaarde dat ze geen geld had en het project te weinig winst zou opleveren. Nederland weigerde Suriname te helpen aan een lening, omdat zij vond dat “Suriname” haar niet had betrokken bij het opzetten van het plan.
Uiteindelijk werd met de bouw van de stuwdam en de smelter toch gestart in 1958. Na de oorlog deed Amerika alles eraan om haar machtspositie in Europa en de rest van de wereld te vergroten. Daarvoor maakten ze een wet waarbij alle Amerikaanse bedrijven die buiten Amerika hun inkomsten verdienden slechts 5% belastingen mochten betalen. Alcoa maakte gebruik daarvan en kwam met Suriname overeen dat ze het project zou financieren onder voorwaarde dat alles gedurende 75 jaren haar eigendom zou blijven en Suriname ervoor zou zorgen dat Alcoa gedurende die periode van bauxiet verzekerd was. Na 1970 werd er op vele plaatsen op de wereld bauxiet gevonden en werden grotere en goedkopere smelters opgezet.
Bakhuis
De landen die het goed deden na 1970 in de bauxietindustrie, waren de landen die op grotere schaal produceerden en goedkoper aluminium konden leveren. Dat betekent dat landen die duurder uitkwamen het alleen zouden kunnen overleven, als zij hun Aluminium zelf zouden verwerken tot hoogwaardige consumptieproducten. Nederland had ervoor gezorgd dat Suriname in 1958 niet aan geld kon komen om een joint venture met Alcoa op te zetten. Echter kwam zij in 1975 in een veel betere positie te verkeren. Toen hoefde zij niet meer in de dam en de smelter te investeren. Ze had nu voldoende geld om in de verwerkingsindustrie te investeren. Daarmee zou zij het veelvoudige van aluminium kunnen verdienen en veel meer arbeidsplaatsen kunnen creëren. Helaas koos zij ervoor om het dure geld van de samenleving te investeren in West- Suriname. Daarmee koos zij om Suriname met 17 jaar terug te werpen in de tijd, van onder ontwikkeling dus. Er werd bijkans 500 miljoen NF in West-Suriname geïnvesteerd zonder dat er een bedrijfsplan voor een Aluinaardefabriek en een smelter op tafel lag. En die bedrijfsplannen bestaan er nog steeds niet laat staan een plan voor de verwerkingsindustrie.
De rol van Suralco en Billiton
Na 1996 werd de aluinaardeplant te Paranam door Alcoa (Suralco) nog uitgebreid en werd het een van de zo niet de meest efficiënte aluinaardeplant ter wereld. In 1999 kocht ze haar partner Billiton op. Alcoa heeft het bedrijf jaren met bauxiet uit Brazilië gevoed. Terwijl er op kortere afstand in Oost-Suriname nog ruim 30 miljoen ton en in Bakhuis nog 60 miljoen ton van hetzelfde kwaliteit aan bauxiet lag. Die hoeveelheden waren samen goed voor nog 40 jaren aluinaarde industrie. Ruim voor 1997 had de Geological Centre of Amerika bekend gemaakt dat er miljarden vatten aan olie en grote hoeveelheden gas voor de Guyana’s lag. In 1999 was Guyana reeds gestart met het boren van olie (Repsol). Met de kennis van 90 miljoen topkwaliteit en nog de rest van 140 miljoen ton aan bauxiet in Bakhuis en de aanwezigheid van olie en gas, zou Alcoa niet moeten vertrekken uit Suriname. En als Alcoa desondanks vertrekt, is de vraag waarom andere bedrijven, die van de grond af moeten beginnen, interesse zou hebben voor het bauxiet van West Suriname
De ontwikkelingskans voor West-Suriname
De consumptie als de productie van aluminium is vooral na 1990 (Globalisering van de productie) verschoven naar Azië en voornamelijk naar China en India. Door de enorme eigen behoefte (interne markt) en technologie, voorzien zij met hun Surplus de USA, de EU en de rest van de wereld. Dat houdt in dat Suriname, wil zij een kans maken om het bauxiet in West-Suriname tot ontwikkeling te brengen, meer dan een aluinaardefabriek en aluminiumsmelter nodig heeft. De sluiting van de meer dan 25 smelters, in de USA, de EU, Brazilië, Suriname en de rest die opsluiting staan, bevestigen die stelling. Daaruit volgt de vraag; waarom zou een bedrijf willen investeren in een stuwdam, een aluinaardefabriek en een aluminiumsmelter om daarna nog 5 tot tien jaren te wachten om misschien winst te maken?
Kenneth Sukul