Reed Brody, een Amerikaanse advocaat en vertegenwoordiger van de Internationale Commissie van Juristen, was ook aanwezig bij de laatste keer dat het vonnis in het 8 decemberstrafproces was uitgesproken. Hij zegt bijzonder blij te zijn voor de nabestaanden in deze en dat gerechtigheid aan hen is gegeven.
“Ik denk dat Suriname trots op zichzelf mag zijn in deze en het zien als een overwinning. Deze zaak mag als voorbeeld dienen voor nabestaanden wereldwijd, die te kampen hebben gehad met gevolgen van machtspersonen die hun macht toen hebben misbruikt. Het besluit van vandaag moet als herinnering dienen, dat mensen vervolgd kunnen worden die mensenrechten hebben geschonden en dat het geen vervaldatum heeft”, zegt Brody tegenover journalisten. “Suriname mag trots zijn op deze dag en zeker ook een bijzondere dag voor de justitie in Suriname.”
Het is volgens Brody niet ongewoon dat strafprocessen tegen machtsmisbruikers die mensenrechten hebben geschonden lang duren. “Dat hebben we ook gezien in zaak van de Khemer-Rouge: die waren decennia na hun criminele daden berecht. We zien vaak dat politieke bemoeienis vaak genoeg hebben gezorgd voor vertraging in berechting voor de criminele daden die zijn verricht.”
Het hof heeft tijdens het lezen van het vonnis ook aangegeven dat de vertraging in het brengen van gerechtigheid op zich heeft laten wachten, door een tal van factoren. “Dat het zo lang heeft geduurd, heeft gelegen aan de verschillende factoren.” Het feit dat het niet mogelijk was om justitieel onderzoek in te stellen kort na het plegen van de criminele daden, heeft volgens het Hof ook bijgedragen aan het vertragen van vonnis in deze zaak. Verder gaf het Hof aan dat de verruiming van de amnestiewet in 2012, toen Bouterse regeringsleider was, ook van invloed was geweest op de zaak. Bouterse had kort daarna ook de opdracht gegeven aan de toenmalige procureur-generaal van justitie om het proces stop te zetten: dat was toen niet gehonoreerd door de pg.
Desondanks is het noemenswaardig dat de nabestaanden niet hebben opgegeven, volgens Brody. Dat is volgens de ICJ-vertegenwoordiger een belangrijke motor geweest voor de rechtspraak in deze. “Ik denk dat andere slachtoffers zullen kijken naar deze case en inspiratie zullen putten om door te gaan. De slachtoffers hebben 41 jaar gevochten voor het recht om te zege vieren, misschien kunnen we dat ook doen. Actieve geduld loont dus wel”, merkt Brody op.
Bouterse heeft tijdens de laatst gehouden massameeting in Ocer gesproken over een politiek proces dat tegen hem wordt ingezet. Brody was ook aanwezig tijdens deze massameeting en zegt dat het juist een politiek proces zou zijn als hij juist niet gevonnist zou worden. “De bewijzen waren duidelijk. Het zou een politiek proces zijn als hij niet was gevonnist tegen de criminele daden die zijn gedaan. Wat politiek was, was hoe lang het heeft geduurd.”
Voor Brody zegt het vonnis in de 8 decemberstrafproces heel veel over de Surinaamse democratie. “Ik ben onder de indruk dat de krijgsraad Bouterse reeds had gevonnist toen hij de president was, dat is nooit gebeurd in andere landen, zelfs niet in de Verenigde Staten. Staatshoofden genieten een bepaalde immuniteit wanneer ze aanzittend zijn. “Hier hebben de rechters door het proces heen, alle vertragingen en onderbrekingen getoond dat ze de mantel van justitie met gepaste trots aan hebben. Dat zegt heel veel over de Surinaamse democratie en dat niemand boven de wet staat en zet Suriname op de kaart als het gaat om justitiële integriteit.”
Internationaal staat Brody bekend om zijn bijdrage die hij heeft geleverd in internationale rechtszaken. Brody werkte van 1998 tot 2016 bij Human Rights Watch en maakte integraal deel uit van de inspanningen van de organisatie om daders van grootschalige mensenrechtenschendingen verantwoordelijk te houden voor hun misdaden. Het meest opvallend was dat Brody leiding gaf aan de deelname van Human Rights Watch tijdens de historische zaak van de voormalige Chileense dictator Augusto Pinochet voor het Britse Hogerhuis.
Brody noemde de beslissing van de Lords in de Pinochet-zaak – dat de Chileen geen immuniteit genoot en ondanks zijn status als voormalig staatshoofd vervolgd kon worden op basis van universele jurisdictie – een “wake-up call” voor tirannen en een “wake-up call” voor tirannen en “Een sprankje hoop voor de slachtoffers.” In de nasleep van de Pinochet-zaak begon Brody samen te werken met slachtoffers om andere voormalige verbannen leiders te achtervolgen, waaronder Hissène Habré uit Tsjaad, Mengistu Haile Mariam uit Ethiopië, Jean-Claude Duvalier en Raul Cédras uit Haïti en Idi Amin uit Oeganda.
Hij schreef het boekje van Human Rights Watch, The Pinochet Precedent: How Victims Can Pursue Human Rights Criminals Abroad. Brody nam ook deel aan de Conferentie van Rome in 1998, die leidde tot de oprichting van het Internationaal Strafhof.