DNA-lid Radjendrekoemar Debie heeft in een brief aan procureur-generaal Garcia Paragsingh gevraagd om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen tegen minister Dinotha Vorswijk van Grondbeleid en Bosbeheer en alle gewezen ministers van ROGB, vanaf de afkondiging van de Anti-Corruptiewet op 24 september 2017.
Hij meent dat een onderzoek ingesteld moet worden tegen alle ambtenaren en/of functionarissen van het ministerie van GBB of derden die betrokken zijn geweest bij de handelingen die geleid hebben tot overtreding van de wetten en artikelen en die tot gevolg hebben gehad een onrechtmatige daad jegens burgers.
Het behoeft geen betoog dat de schade voor de gedupeerden enorm groot is, terwijl ook voor Suriname de schade niet is te overzien. De staat zal namelijk niet gevrijwaard zijn van de vele rechtszaken die zullen volgen en waarvan de gevolgen – indien de staat wordt veroordeeld – in vele miljoenen zal oplopen bij niet-nakoming van de vonnissen.
Het is algemeen bekend dat in tal van grondzaken de gang naar de rechter voorkomen had kunnen worden, als de minister als verantwoordelijke voor de uitgifte in grondhuur zich op adequate en geschikte wijze had gekweten van haar taken met inachtneming van de wetten. Daardoor had schade voorkomen kunnen worden of beperkter zijn geweest.
Dit is niet gebleken en daarom kan met recht gesteld worden dat de voornoemde minister, gewezen ministers en haar ambtenaren ongeschiktheid aan de dag hebben gelegd en daarom onrechtmatig en ook nog strafbaar hebben gehandeld. De minister en gewezen ministers zijn niet zorgvuldig omgegaan met de belangen wier rechten en aanspraken op domeinland als eerst getoond kunnen worden. “Het komt mij, alsook de gedupeerde burgers voor, dat de minister en haar werkarm op het ministerie van GBB, Suriname en de gedupeerden voor miljoenen schade heeft berokkend.”
Verder is er ook informatie bekend dat de minister de uitvoering van vonnissen niet nakomt en dat de Staat op die manier veel dwangsommen verbeurt. “Aan de grondroof, zoals die in de volksmond bekend staat, dient een halt te worden geroepen.”