Het zou een uiterst serieuze waarschuwing moeten zijn aan het volk: aan elke man en vrouw, jongen en meisje. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Arbeid, André Misiekaba, windt er geen doekjes om. En hij voegde er, met een wrange knipoog naar de realiteit, bijna aan toe dat er in dit land soms niet eens genoeg geld is voor de doekjes.
Als er wél geld beschikbaar is, gaat elke cent al snel op aan onze nationale ziektekostenrekeningen. Die zijn zo schrikbarend hoog dat de minister alle aanleiding heeft om de dingen hardop en correct te benoemen. “We hebben een ziek volk”, is de rauwe kern van zijn boodschap.
De ziektelast in Suriname is enorm, zelfs boven het wereldgemiddelde, zo onderbouwt hij zijn dramatisch klinkende waarschuwing. Ziektelast gaat simpel gezegd over hoeveel van ons verdiende geld opgaat aan het behandelen van ziekte. Het echte probleem is, volgens de minister, dat een groot deel van die dure aandoeningen voortkomt uit onze eigen, ongezonde levensstijl.
Veel en vaak junkfood eten, te veel zoet en alcohol gebruiken, roken en dan ook nog te weinig bewegen: het leidt bij steeds meer mensen tot diabetes, hypertensie, hart- en vaatziekten, kanker en een hele reeks andere ellende. En zieke mensen behandelen kost veel geld. Veel meer dan het kost om gezond te blijven.
Het is trouwens geen Surinaams probleem alleen. Dit gebeurt wereldwijd. Overal stijgen de kosten, wordt gezondheidszorg duurder en daarmee voor een groeiende groep ook minder bereikbaar. En als mensen het niet kunnen betalen, komt de staat vroeg of laat in beeld: deels of helemaal. Daar landt uiteindelijk de boodschap van de minister.
Het goede nieuws, in die berg kommer-en-kwel, is dat het probleem omkeerbaar is. Als onze levensstijl de bron is, dan betekent het ook dat we met aanpassingen in eten, drinken en bewegen de trend kunnen keren. Daar ligt de kern: opruimen wat ons sloopt, verbeteren wat ons draagt.
Maar zijn wij, als individuen én als gemeenschap, bereid om te doen wat nodig is om het tij te keren? Dat vraagt offers. En offers brengen betekent in deze context vooral “nee” zeggen. Nee, tegen al die dingen die we zo graag willen eten en drinken, om daarna lekker te luieren. Het is niet eenvoudig om “foute gerechten” op te geven die ons dat warme, voldane gevoel geven nog vóór we de eerste hap nemen.
Neem junkfood: voor veel mensen met obesitas, diabetes en hart- en vaatziekten is het een belangrijk beginpunt van de ellende. En veel van ons hebben waarschijnlijk niet door hoe intens we ermee worden bestookt. In alle vormen, maar met patat en kip als onbetwiste nummer één.
Vakkundig gemaakte reclame-uitingen die je het water in de mond doen lopen. Twee uur tv kijken betekent voor velen een bombardement aan prikkels: verleidingen om te “zondigen”. Op zulke momenten verdwijnen gepassioneerde oproepen om op het rechte voedings- en leefstijlpad te blijven al snel naar de achtergrond. En al helemaal wanneer die prikkels, dag in dag uit, ook op kinderen en tieners worden afgevuurd.
Junkfood is via reclame en marketing een vast onderdeel geworden van de popcultuur. Met de koppeling aan social media is die invloed binnen die popcultuur gegroeid tot het niveau van een economische supermacht. En die macht wordt niet zelden ingezet om vooral jongeren te beïnvloeden. Zo jong mogelijk beginnen met klantbinding, toch?
Obesitas, hypertensie en diabetes aanpakken betekent daarom dat je op enig moment de confrontatie móét aangaan met de junkfoodindustrie, inclusief grote multinationals. Dat levert duivelse dilemma’s op, vooral voor de staat. Deze bedrijven zorgen voor economische activiteit, kopen lokaal in bij Surinaamse ondernemingen, creëren werkgelegenheid en brengen inkomsten in de staatskas.
Maar op langere termijn verliezen we misschien meer dan we aan de sector verdienen, als je de gezondheidsellende en alle bijbehorende kosten meerekent. Beleidsmakers zullen harde keuzes moeten maken als we over tien tot twintig jaar de zorgkosten daadwerkelijk omlaag willen krijgen. Want dat het binnen vijf jaar lukt, mogen we vergeten.
Het wordt een strijd tegen krachten die bakken geld uitgeven om gedaan te krijgen dat elke generatie meer junkfood consumeert dan de vorige. Omdat het zoveel oplevert.
Hopelijk letten onze beleidsmakers ook op wat er in Australië gebeurt. Daar is een moedige stap gezet: sinds 10 december 2025 moeten grote platforms kinderen onder de zestien weren van socialmedia-accounts. Niet omdat waarschuwen slecht is, maar omdat waarschuwen alléén niet genoeg bleek. (nos.nl)
De aantrekkingskracht van Facebook, Instagram, X, YouTube en anderen is in minder dan twintig jaar zo groot geworden dat je die niet bestrijdt met alleen dramatische boodschappen. Weinigen dachten dat Australië echt het lef zou hebben om, ter bescherming van kinderen, desnoods tegen de belangen van machtige en steenrijke techgiganten in te gaan. Maar de stap is gezet.
Nu kijkt de hele wereld mee, inclusief de beleidsmakers die te laf waren om hetzelfde te doen. Bovendien: van de groeiende groep politici die mede dankzij social media verkiezingen wint, zal een deel vermoedelijk niet staan te springen om dat “beestje” later te temmen. Mogelijk ook niet als het gaat om de gezondheid van hun eigen kiezers.
En voor de volledigheid: social media is intussen een belangrijk onderdeel van de neerwaartse spiraal waarin de gezondheid van de gemiddelde wereldburger beland is. Reclames op Facebook of Instagram zetten aan tot bestellen en laten bezorgen. We hoeven de deur niet eens uit om te zondigen. En nadat we ons tegoed hebben gedaan, pakken we het mobieltje om op bed of in een comfortabele stoel verder te scrollen, zonder een been te verroeren.
Wie het Surinaamse volk gezonder wil helpen maken, ontkomt dus vroeg of laat niet aan een confrontatie met het ultra-machtige koppel social media– fastfood. De vraag is: wie in Suriname heeft het lef om dat duivelse dilemma onder ogen te zien, het te benoemen en het ook echt aan te pakken?












