Twee mannen die terechtstaan voor hun vermeende rol in twee berovingen, waarbij ze samen met een derde persoon betrokken zouden zijn geweest, ontkennen ten stelligste betrokkenheid bij de misdrijven.
Ze hebben elk een alibi ingebracht om te ondersteunen dat ze niet op de plaats delict waren. Het betreft een kettingroof op 16 juni en een gewapende beroving op 20 juni van het afgelopen jaar.
Een vrouwelijke getuige verklaarde op donderdag 1 februari in de rechtszaal dat ze zich in een lijnbus bevond aan de Van ’t Hogerhuysstraat ter hoogte van het GoW2 pompstation. De bus moest vaart minderen vanwege de slechte staat van het wegdek. Ze zag drie mannen al pratend met elkaar de straat oversteken vanuit de richting van het pompstation. Ze veronderstelde dat ze van de gelegenheid gebruik zouden maken om snel in te stappen.
Twee van hen liepen achter de bus langs, terwijl de derde wachtte totdat de bus het slecht weggedeelte voorbij was en weer optrok. Hij nam een aanloop, sprong naar de bus en griste haar gouden halsketting weg. De dief rende vervolgens naar de overkant van de straat en vluchtte via een voetpad naast een Suribetshop richting Abrabroki. De vrouw herkende verdachte S. als degene die haar ketting heeft gestolen en verdachte J. als een van de twee anderen die samen met hem waren. De politie heeft de derde verdachte niet gearresteerd.
Een tweede getuige, die op dezelfde dag verscheen, was op 20 juni slachtoffer van een gewapende beroving. Ook hij herkent beide verdachten. Deze man, die werkzaam is als Salesman, was op zijn route gestopt bij de Suribet shop aan de Van ’t Hogerhuysstraat, vlak naast het voetpad dat naar Abrabroki leidt.
In de shop had hij enkele minuten tot de kassier gesproken. Bij binnenkomst viel het hem op dat iemand (verdachte S.) aan het gokken was. Bij terugkeer naar zijn auto werd hij overrompeld, net nadat hij was ingestapt. Voordat hij het portier kon sluiten, trok verdachte J. het weer open. De rover was onopgemerkt dichtbij gekomen. J. trok hem uit de auto, waarna hij S. naast het voertuig zag staan met een vuistvuurwapen in de hand.
Beide verdachten sommeerden hem stil te blijven, anders zouden ze hem doden. Terwijl S. hem onder schot hield, nam J. zijn mobiele telefoon en gouden halsketting mee. Hij probeerde ook zijn trouwring van zijn vinger te krijgen, maar dat mislukte. Een derde verdachte heeft de auto doorzocht en enkele belangrijke spullen meegenomen.
Op vragen van de rechter, de openbare aanklager en de advocaat van de verdachten, bevestigde het slachtoffer dat hij ervan was overtuigd beide mannen goed te hebben herkend. ‘In het begin was ik in paniek, maar na enkele seconden was ik kalm. De man die het portier opentrok stond dichtbij en ik heb zijn gezicht goed bekeken. Dat zal ik nooit vergeten,’ aldus het slachtoffer. Hij herkende J. onder meer aan een tatoeage met de afbeelding van een ster in de hals en een met traandruppels onder zijn ogen.
J. beweerde dat veel mensen tranen tatoeëren om hun verdriet te symboliseren. Hij betoogde dat het figuur in zijn hals niet een ster, maar een bloem is. Zijn voornaamste verdediging was echter dat hij niet op de plaats van de beroving was. Hij bracht in dat hij in de periode 18-29 juni bij zijn zus logeerde en niet uit huis is geweest. Zijn medeverdachte S. beweerde ook niets van de berovingen af te weten. Hij verklaarde dat hij juist op de dagen waarop de berovingen zijn gepleegd steeds de hele dag bij zijn opa was.
De rechter heeft de verdere behandeling van de zaak uitgesteld tot begin maart. De zus van J. en de opa van S. zullen als getuigen worden opgeroepen om de alibi’s te toetsen.