Vandaag heeft de HVB een persconferentie gehouden over de gang van zaken op het ministerie van Onderwijs. Wetenschap en Cultuur (MINOWC).
Ex-onderwijsminister Robert Peneux heeft daarbij negen punten aangekaart waarop minister Marie Levens volgens hem heeft gefaald. Aan de hand van die punten is hij de mening toegedaan dat de minister aan het experimenteren is met de toekomst van Suriname.
Al vanaf de wereld geteisterd wordt door de Covid-19-pandemie, zijn zaken in de wereld anders afgelopen dan wij dachten. Suriname is niet bespaard gebleven van de gevolgen van de pandemie. Zo ontstonden er onder andere een verbod op samenscholing en een uitgangsverbod. Dit heeft zware invloed gehad op haast eenieder, maar vooral op het onderwijs. Door de pandemie hebben bepaalde landen en groepen uit landen een achterstand opgelopen op goed onderwijs.
Voor de ontwikkelde landen was het minder een probleem, doordat zij reeds voor de pandemie al kennis hadden gemaakt met afstandsonderwijs. Daarentegen, werd dat pas in het jaar 2020 groots in Suriname geïntroduceerd, wat al een achterstand betekent voor een derdewereldland als Suriname, waar niet eenieder toegang heeft tot sociale media of kortom het internet. Leerlingen uit de stad en randdistricten hebben vooral op de leerlingen uit het binnenland een grote voorsprong gehad.
Onduidelijke voortgangsrapporten
Volgens het nieuw overgangsrapport op GLO krijgen de leerlingen geen waardering meer op basis van cijfers, maar per leerdomein van zeer slecht, slecht, matig, goed en zeer goed. Hierbij wordt ook niet aangegeven wat men bedoeld met deze normeringen. Door geen eenduidige omschrijving ontstaat en subjectieve beoordeling van de leerkracht. Hierdoor kan er volgens Peneux onterechte bevoordeling plaatsvinden, zonder dat men daarbij stilstaat.
Verloren generatie
Daarnaast heeft de situatie ook ervoor gezorgd dat de regering genoodzaakt was om aanpassingen te brengen binnen het onderwijs, zoals minder schooldagen inplannen, met kleine groepjes van leerlingen en studenten om zodoende community spreading te voorkomen. Peneux is van mening dat het ministerie ook bij dit systeem niet erin is geslaagd om naast het digitaal onderwijs, het onderwijs in geheel het land te redden. Dit kwam doordat de inspectie geen vervoer had om adequaat controle uit te oefenen op de scholen. Hij haalde aan dat de particuliere scholen precies wisten wat zij moesten doen op de juiste tijd, terwijl het openbaar onderwijs door gebrek aan deskundigheid vernietigd is.
“Door maatschappelijke druk heeft de minister de weg van de minste weerstand gekozen door iedereen maar te laten doorstromen, met als gevolg dat wij met een verloren generatie opgescheept zullen zitten. Deze zullen uiteindelijk drop-outs worden, omdat zij de nodige competenties en vaardigheden missen om het vervolgonderwijs vlekkeloos aan te kunnen ”, aldus Peneux. Hij benadrukte verder dat dit fenomeen zich al op de hogere beroepsonderwijsinstellingen manifesteert, waarbij docenten met de handen in het haar zitten. Volgens hem kunnen deze docenten uiteindelijk niet verder met deze incompetente studenten die praktisch de basale vaardigheden niet beheersen.
“Willen wij als Surinamers deze vernieuwing goedkeuren en uiteindelijk opgescheept zitten met leerlingen die later niets worden in de maatschappij.”
De minister is volgens Peneux ook buiten haar boekje gegaan door Gewoon lager Onderwijs (GLO) getuigschriften uit te geven zonder wettelijke basis. Daarnaast heeft zij het Mulo en LBO onder een paraplu gebracht. Hij benadrukt dat deze handelingen niet in een kantoor, door een kleine groep mensen gedaan mogen worden, maar door De Nationale Assemblee (DNA). “Voor de herinrichting vaan ons totaal onderwijssysteem heeft de minister goedkeuring van DNA nodig. Op dit moment wordt het 11-jarig basisonderwijs zonder goedkeuring van DNA geïmplementeerd en de randvoorwaarden voor goede implantatie zijn niet aanwezig”, zegt Peneux.
Aansluitend daarop geeft hij aan dat de herinrichting van het totaal onderwijssysteem heel veel geld kost en dat een derdewereldland als Suriname, die zich ook nog in een financiële crisis bevindt, het zich niet kan permitteren. Volgens hem is de minister bezig met paparazzi in plaats van te werken aan de huidige problemen binnen het onderwijs, zoals gebrek aan natuurkunde, Spaans, wiskunde- en dergelijke leerkrachten in het binnenland.
Om niet af te dwalen van de problemen van het binnenland, zegt de oud-minister dat wij Surinamers niet blij moeten zijn met 100 procent geslaagden te mulo Atjoni, waar de leerlingen het heel jaar door geen Spaans, Wiskunde en Natuurkunde hebben gehad. “Willen wij als Surinamers deze vernieuwing goedkeuren en uiteindelijk opgescheept zitten met leerlingen die later niets worden in de maatschappij, omdat wij als gemeenschap gefaald hebben om kritisch te zijn over de toekomst van onze kinderen”, zijn de woorden van Peneux. Volgens hem moet het kind centraal staan bij ontwikkelingsgericht onderwijs en niet het ministerie of een of ander idee van een individu of politieke partij.
Tekort aan leerkrachten
De spreker haalde verder aan dat er een behoorlijk tekort is aan leerkrachten voor enkele vakken, zowel in de stad alsook het binnenland. In het binnenland is het veel erger, omdat de leerkrachten niet daar willen werken vanwege uiteenlopende omstandigheden. Het gaat dan om slechte huisvesting, gebrekkig drinkwater en onveilige omstandigheden, zoals inbraak en geweld. Hij merkte op dat de problematiek in het binnenland niet een eenvoudige zaak is om op te lossen. Hij roept de regering op om de leerkrachten tegemoet te komen met een betere betaling, indien ze niet over drie jaren de scholen willen sluiten door chronisch gebrek aan kader.
Tot slot concludeerde hij dat het fundament van goed onderwijs, het opleiden van waardige burgers met de nodige competenties en het bijbrengen van de waarden en normen bij de toekomstige burgers totaal aan diggelen ingeslagen. De toekomst van de jongeren, en wel drie generaties, is gewoon vernietigd door ondeskundige beslissingen genomen door huidige minister Marie Levens. Onderwijsvernieuwingen mogen, maar op basis van het scheppen van goede randvoorwaarden door de juiste actoren binnen het onderwijsveld te betrekken.