De ex-ministert van Financiën en gewezen governor van de Centrale Bank van Suriname (CBvS), Gillmore Hoefdraad, heeft via zijn raadsman Murwin Dubois het Hof van Justitie (HvJ) gevraagd om de dagvaarding tegen hem te vernietigen. Daarnaast moet het hof de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) uitspreken.
Dubois vroeg in een preliminair verweer dat hij op maandag 17 juli 2023 heeft gevoerd in de hoger beroepszaak van Hoefdraad, aandacht voor twee besluiten van De Nationale Assemblee (DNA), die haaks op elkaar staan. Hoewel het OM op het ene heeft voortgeborduurd, is het andere nooit vernietigd.
In eerste instantie heeft het parlement een verzoek van de Procureur-Generaal om Hoefdraad in staat van beschuldiging te stellen afgewezen, de tweede keer werd het verzoek toegewezen. Dubois stelt dat het meermalen vorderen tot het in staat stellen van beschuldiging op geen enkele wijze steun vindt. Hij argumenteert zijn stelling met onder meer het volgende:
DNA heeft overeenkomstig artikel 10 van de Wet In Staat van Beschuldiging Politieke Ambtsdragers (WIPA) op 18 mei 2020 vergaderd en een besluit genomen over de vordering tot het in staat van beschuldiging stelling van Hoefdraad. De vordering werd op 19 mei 2020 afgewezen dus werd Hoefdraad niet in staat van beschuldiging gesteld.
“De heer Hoefdraad heeft als minister zijn taken normaal kunnen uitvoeren, en heeft een protocol van overdracht getekend met de inkomende minister van Financiën van de nieuwe regering op 17 juli 2020. Indien hij in staat van beschuldiging was gesteld, zou het boven aangehaalde niet mogelijk zijn geweest”, aldus Dubois.
De PG heeft het echter niet daarbij gelaten. Na de wisseling van de wacht als gevolg van de verkiezing van 25 mei 2020, werd op 20 juli 2020 opnieuw een vordering gericht aan DNA met het verzoek Hoefdraad in staat van beschuldiging te stellen. Na dit verzoek is Hoefdraad niet gehoord (zoals geboden in artikel 8, lid 3 WIPA) en heeft het parlement niet beraadslaagd (artikel 10 WIPA) over het onderhavige.
Ondanks dit nalaten werd Hoefdraad op 6 augustus wel in staat van beschuldiging gesteld tijdens een DNA-vergadering. In beide vorderingen zijn de gronden voor het in staat van beschuldiging stellen ongewijzigd gebleven. Op die manier kwamen er, aldus de raadsman, twee totaal verschillende DNA-besluiten tot stand over hetzelfde onderwerp. Dubois wijst in het verweer erop dat: “Ingevolge artikel 59 Reglement van Orde voor De Nationale Assemblee (RO), die zijn grondslag heeft in artikel 71, lid 3 van onze Grondwet, is DNA verboden terug te komen op een eenmaal genomen besluit, tenzij op grond van gewichtige reden in ’s Landsbelang of nieuw opgekomen omstandigheden die bij het nemen van het besluit niet bekend waren, en indien tot een nader een ander oordeel zouden kunnen leiden. Echter, de tweede vordering van de PG tot het instaat van beschuldiging stellen van Hoefdraad bevat geen van de in het artikel 59 RO genoemde gestelde eisen. En daaruit afgeleid heeft DNA onrechtmatig gehandeld jegens de heer Hoefdraad”.
De verdediging vindt dat niet alleen in strijd is gehandeld met artikel 59 RO, maar ook in strijd met de Grondwet. Daarnaast zouden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur onder andere het rechtszekerheidsbeginsel en het onpartijdigheidsbeginsel middels dit handelen van DNA zijn geschonden.
De raadsman van Hoefdraad concludeert dat DNA niet op het besluit had mogen terugkomen, en dat het eerste besluit waarbij DNA hem niet in staat van beschuldiging heeft gesteld, nog recht overeind staat.
Hij verwijst ook naar artikel 222, lid 2 en artikel 226, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering op grond waarvan de zaak tegen Hoefdraad moest zijn geëindigd met de afwijzing van DNA hem in staat van beschuldiging te stellen. Niet alleen had de PG geen tweede vordering mogen instellen, het parlement had ook niet opnieuw een besluit mogen nemen.
Dubois is van mening dat zowel de WIPA als de Grondwet op alle gronden met voeten zijn getreden. Daarnaast zijn volgens hem internationale verdragen geschonden, zoals het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten (BuPo), waar Suriname sinds 1977 partij van is. De waarnemend PG Garcia Paragsingh zal het standpunt van het OM kenbaar maken op de eerstvolgende zitting op 6 november aanstaande.