Minister Bronto Somohardjo van Binnenlandse zaken zegt dat het niet de schuld is van de overheid dat materiaal voor het maken van identiteitskaarten en paspoorten niet beschikbaar is. Hij verduidelijkt dat zijn departement nog wacht op de levering van het materiaal zodat de samenleving voorzien kan worden.
De minister zegt dat het niet klopt dat hooggeplaatsten en vrienden van functionarissen wel geholpen worden aan ID-kaarten of paspoorten. “Wel weet ik dat wij vorig jaar hebben betaald. Dus de staat heeft haar verplichting voldaan.
Nu moet de leverancier inkomen.” De bewindsman geeft aan dat er niet alleen besteld is, maar ook betaald is om te verduidelijken dat de overheid haar deel al heeft gedaan. Het bedrag ligt in de honderden duizenden dollars geeft hij aan. Het lang wachten kan volgens Somohardjo liggen aan een aantal factoren. Hij noemt de oorlog in Oekraïne en het tekort aan digitale chips.
De Binnenlandse Zaken minister is ook ingegaan op de laatst aangepaste personeelswet. Somohardjo geeft verder aan dat hij goed gestemd is dat de gewijzigde personeelswet is aangenomen. Dit omdat het heel erg belangrijk is om de tegemoetkoming van mensen, die moedwillig de dienst dokken, te kunnen blokkeren. Hij noemt het een bijzondere wet waar vooral het aspect van ‘no work, no pay’ aan de orde komt.
Het regime houdt volgens de bewindsman goed bestuur hoog in het vaandel zodat alles goed verloopt.De kritieken die veelal werden geleverd door de oppositie en vakbondsleiders, is dat zij voor rancune vrezen. Binnen de aangepaste wetgeving kan de overheid ‘no work, no pay’ toepassen. Verschillende vakbondsleiders vrezen dat de staat onrechtmatig gebruik zou kunnen maken van deze aanpassing.
NPS-parlementariërs, Patrica Etnel, heeft als kritieke kanttekening meegegeven dat de kans groot is dat de staat een tal van rechtszaken aangesmeerd kan krijgen. Echter zegt Somohardjo dat hij niet kan praten over rancune op zijn ministerie. Hij stelt dat er ambtenaren thuis gezet zijn, omdat er niet gewerkt wordt met deze mensen. Hij stelt dat er in deze gevallen geen rancune ter sprake komt en deze mensen beschermd zullen worden door de staat.