Het Openbaar Ministerie (OM) heeft tijdens haar repliek in de strafzaak tegen Joël ‘Bordo‘ Martinus en vier andere mannen, onder verwijzing naar jurisprudentie, betoogd dat er ook zonder de fysieke aanwezigheid van drugs sprake kan zijn van een drugszaak.
De officier van justitie reageerde woensdag daarmee op het pleidooi van Mr. Irwin Kanhai, een van Bordo’s raadslieden. Kanhai had gesteld dat het OM geen case had zonder het scheikundig rapport van enig in beslag genomen drugs.
Bordo, die in Brazilië vastzit, was woensdag opnieuw grote afwezige bij de zitting. Zijn medeverdachten Clifton ‘Keppie’ Jongaman, Prachand ‘Moena’ Phoeli, Ramesh‘Rampie’ Phoeli en Albert ‘Gau-Gau’ waren wel aanwezig.
De officier van justitie heeft de rechter verzocht het verweer van de verdediging, dat er zonder scheikundig rapport geen zaak zou zijn, van tafel te vegen. Hij vroeg daarbij aandacht voor een precedent van een hogere Nederlandse rechtbank, waarin bewijs in een drugszaak is geput uit chatberichten. In de Bordo-zaak zijn er volgens het OM getuigenverklaringen van medeverdachten die pakketten hebben gezien die op cocaïne leken. Daarnaast zijn er bij het vliegtuigwrak dat in Marowijne werd opgegraven drugshonden ingezet, die aansloegen, aldus de aanklager. Volgens haar heeft het OM al bij al voldoende bewijs voor een solide zaak.
De vervolging heeft eerder een gevangenisstraf van 13 jaar en een geldboete van SRD 90.000 geëist tegen Bordo, met een vervangende hechtenis van 8 maanden bij niet-betaling. Hij wordt verdacht van betrokkenheid bij de invoer van 400 kilo cocaïne.
De visie van het OM en de verdediging op de rol van verdachte Jongaman liggen ver uiteen. De verdediging pleitte zowel in het pleidooi als in de dupliek voor algehele vrijspraak en onmiddellijke invrijheidstelling, onder meer vanwege Jongamans ernstige gezondheidsproblemen.
De rechter wees dit verzoek af. Het OM eist een celstraf van 6 jaar en een geldboete van SRD 60.000, subsidiair 5 maanden hechtenis. Jongaman wordt verdacht van voorbereidende handelingen met betrekking tot in- en uitvoer van cocaïne, bedreiging en begunstiging.
In de zaak tegen Albert ‘Gau-Gau’ stelde het OM dat hij meer was dan slechts een bewaker. Volgens het onderzoek speelde hij een wezenlijke rol in de operatie. Hij verzorgde onder meer de aanvoer van voedsel en brandstof voor de aanwezigen op de locatie.
Hoewel hij verklaarde te hebben gedacht dat er aan landbouw werd gedaan, heeft hij nooit iets waargenomen dat daarop wees. Hij droeg vuurwapens, bedreigde anderen – onder wie de gebroeders Phoeli – en verklaarde het vliegtuig te hebben gezien. Ook zag hij volgens het OM hoe jutezakken vanuit het vliegtuig werden overgeladen in een voertuig van Bordo.
De hele avond bleef hij gewapend ter plaatse om de situatie in de gaten te houden. Volgens de aanklager had hij zich kunnen terugtrekken toen hem duidelijk werd dat er iets niet klopte; hij had immers een voertuig ter beschikking. Tegen Gau-Gau, netals tegen Keppie, eist het OM een gevangenisstraf van 6 jaar en een boete van SRD 60.000. Zijn advocaat kreeg op verzoek toestemming van de rechter om de dupliek op de eerstvolgende zitting te houden.
In reactie op het verwijt van de verdediging dat het OM het op een akkoordje zou hebben gegooid met de gebroeders Phoeli – en daarmee zou zijn afgeweken van het beginsel ‘gelijke monniken, gelijke kappen’ – stelde de officier van justitie dat hun situatie wezenlijk verschilt van die van de andere verdachten.
Volgens het OM is komen vast te staan dat deze twee broers niet vooraf op de hoogte waren van de drugsactiviteiten. De strafeis tegen hen is dan ook beduidend lager: een gevangenisstraf van 20 weken, waarvan 5 weken voorwaardelijk, en een geldboete van SRD 3.000. Omdat zij al enkele weken in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht, hoeven zij bij overname van de strafeis niet terug naar de gevangenis.
De zaak wordt op 25 juni voortgezet.