Het Openbaar Ministerie (OM) is een onderzoek gestart naar mogelijk buitensporig vuurwapengebruik door leden van het Regio Bijstandsteam (RBT). Dit gebeurde bij de aanhouding van drie verdachten in de nacht van 10 op 11 januari aan de Henck Arronstraat, op verdenking van een inbraak in de Neveh Shalom-synagoge aan de Keizerstraat.
Twee van de drie verdachten verklaarden vorige week in de rechtszaal dat zij al geboeid op de grond lagen toen een agent hen op korte afstand in het bovenbeen schoot. Deze verklaringen werden afgelegd in aanwezigheid van de betrokken politieman. De officier van justitie liet tijdens de zitting weten dat het vermeende buitensporige geweld onderwerp is van een afzonderlijk onderzoek.
“We lagen geboeid op de grond. De agent zei tegen een collega dat die ons naar de achterkant van het terrein moest slepen, waar geen camera’s zijn, zodat hij met ons kon afrekenen,” verklaarde een verdachte. “Daar aangekomen pakte hij het dienstwapen van een collega, ging tussen ons in staan en schoot ons met beide wapens tegelijk in het bovenbeen.”
Ter ondersteuning van hun verklaringen toonden de verdachten hun verwondingen aan de rechter. Eén van hen trok zijn broekspijp omhoog en liet een litteken vlak boven zijn knie zien, volgens hem het ‘inschot’ als bewijs dat hij van voren en niet tijdens een vluchtpoging werd beschoten. De ander liet zijn spijkerbroekzakken zien en toonde een schotwond aan de buitenkant van zijn rechterdij. ‘Hoe kan de agent mij van opzij raken, als hij achter mij rende en ik op de vlucht was? Ik heb nog nooit iemand zijwaarts zien rennen?’, aldus de verdachte.
Beide verdachten ontkennen betrokkenheid bij de inbraak. Een van hen zei dat hij een nachtelijke wandeling maakte aan de Henck Arronstraat toen een voertuig in volle vaart hem op het trottoir bijna aanreed. Geschrokken sprong hij weg. Toen de portieren van het voertuig werden opengegooid maakte hij aanstalten om weg te rennen. Pas toen er werd geroepen dat het de politie was en dat hij moest blijven staan, stopte hij.
Volgens zijn verklaring werd hij daar aangehouden. Hij stelde dat hij op straat in de boeien werd geslagen en vervolgens meegenomen naar het terrein van het internaat, en niet daar werd aangehouden, zoals de agent beweerde.
De derde verdachte kon wegens gezondheidsproblemen niet aanwezig zijn bij de zitting. Sinds de schietpartij in januari is hij nog altijd niet volledig hersteld.
De lezing van de betrokken agent wijkt sterk af van die van de verdachten. Hij verklaarde dat de drie mannen op het terrein werden aangetroffen nadat ze bevelen om zich over te geven hadden genegeerd. Volgens hem maakte een van hen een beweging alsof hij een vuurwapen van onder zijn T-shirt wilde trekken. Naar eigen zeggen handelde hij uit noodzaak, nadat waarschuwingsschoten geen effect hadden.
Volgens de agent had een passant de politie getipt over mannen die via een schutting richting Henck Arronstraat waren gevlucht. Daar zagen de agenten beweging in het donker op het terrein van een internaat. Toen de mannen niet reageerden op de oproep om zich over te geven, en ook nog renden in de richting van een schutting met de kennelijke bedoeling daarover te springen, werd er gericht geschoten.
Ook de derde verdachte, die zich volgens de agent achter een struik had verscholen en alsnog probeerde te vluchten, werd na waarschuwingsschoten neergeschoten.
De politieman gaf aan dat bij één van de verdachten een vuistvuurwapen is aangetroffen, maar deze ontkende dat hij een wapen bij zich had. Op vragen van de rechter, de officier van justitie en de verdediging kon de agent niet verklaren waarom de verdachten niet van achteren waren geraakt, aangezien ze op de vlucht waren beschoten. Ook wist hij niet meer op wie hij precies had geschoten, noch hoeveel schoten hij had gelost.
De rechter stemde in met het verzoek van advocaat mr. Derrick Veira om twee andere RBT-agenten als getuigen op te roepen. De agent van wie de verklaring werd betwist, mocht de rechtszaal niet verlaten en moest zijn mobiele telefoon inleveren om te voorkomen dat hij contact zou opnemen met de collega’s.
Beide verdachten ontkennen betrokkenheid bij het misdrijf in de synagoge. Daarbij zou een bewaker zijn beroofd van een portemonnee met SRD 2.000, een pinpas en een mobiele telefoon. De feitelijke inbraak in het gebouw mislukte toen het alarm afging.
De bewaker verklaarde in de rechtszaal dat hij was overvallen en gekneveld door twee gemaskerde mannen, terwijl een derde iets verderop op het terrein bezig was. Alle drie overvallers waren gekleed in donkere kleding en gemaskerd, waardoor hij niet kon uitmaken of het om dezelfde mannen in de beklaagdenbank ging.