Ondanks een vrijspraak in een civiele rechtszaak zet het Surinaams Openbaar Ministerie (OM) de strafzaak tegen de Nederlandse ondernemer Gerard van den Bergh voort. De ondernemer noemt de vervolging zorgwekkend voor de rechtszekerheid in Suriname.
De Nederlandse ondernemer Gerard van den Bergh is kritisch over de beslissing van het Surinaamse Openbaar Ministerie om hoger beroep aan te tekenen tegen een vonnis waarin hij en zijn zakenpartner volledig werden vrijgesproken van verduistering van leninggelden. Volgens van den Bergh ondermijnt de voortzetting van de strafzaak het vertrouwen in de onafhankelijke rechtspraak van Suriname.
Op 30 juni 2025 oordeelde de kantonrechter dat het conflict tussen Van den Bergh en zijn voormalige zakenpartner Vijay Kirpalani puur civielrechtelijk van aard is en geen strafbaar feit betreft. De rechter stelde vast dat het ging om een lening zonder strafrechtelijk karakter, en dat de civiele rechter deze zaak eerder al had behandeld.
Toch besloot het OM, onder leiding van procureur-generaal García Ramcharan Paragsingh, om in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak. Van den Bergh vraagt zich af welke belangen er meespelen: “Waarom wordt er toch vervolgd als de rechter helder heeft uitgesproken dat er geen sprake is van een strafbaar feit?”
Twijfels over rapport Ernst & Young
Tijdens de rechtszaak bleek dat Kirpalani nog een bedrag van ruim 15.000 Amerikaanse dollar aan Van den Bergh verschuldigd was. Dit bedrag werd onderbouwd met een sluitend rapport van accountant Hans Girjasingh.
Daartegenover stond een rapport van Ernst & Young, dat volgens Van den Bergh de basis vormde voor de strafvervolging. Tijdens een zitting in Nederland werd duidelijk dat de opsteller, Jeffrey Braster, geen boekenonderzoek had gedaan en geen hoor en wederhoor had toegepast. “Het OM is mogelijk op het verkeerde been gezet door een rapport dat is gebaseerd op aannames, niet op controleerbare feiten”, aldus de ondernemer.
Juridische gronden ontbreken
Advocaat mr. Murwin Dubois voerde tijdens de zitting aan dat er geen sprake is van verduistering, omdat Van den Bergh geen werknemer of functionaris was van Kirpalani’s bedrijf en er ook geen voorwaarden verbonden waren aan de besteding van de lening.
Van den Bergh concludeert: “Als een partij met drie brieven een civiel geschil kan omzetten in een strafzaak – en zelfs na een vrijspraak het OM blijft doorgaan – dan is dat een teken aan de wand voor de rechtsstaat”. De zaak wordt in hoger beroep behandeld door het Hof van Justitie van Suriname.