Een monteur, C.N., moet bijna SRD 70.000 terugbetalen aan vier klanten die hij vorig jaar heeft benadeeld. Hij had voorschotten ontvangen op basis van de toezegging dat hij de mankementen aan hun voertuigen zou verhelpen.
Bij twee van de voertuigen waren ook nog onderdelen verdwenen. De rechter veroordeelde hem op maandag 22 juli voor oplichting en verduistering tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 14 voorwaardelijk, plus de verplichting tot terugbetaling.
C.N. verklaarde in de rechtszaal dat hij alles had gedaan wat binnen zijn vermogen lag om de auto’s te repareren en dat hij nog steeds van plan was ze op te knappen. Hij wist drie van de benadeelden te overtuigen dat hij hun voertuigen alsnog zou repareren, terwijl de vierde zijn geld contant terug wilde. Volgens de openbare aanklager was er echter weinig gebleken van de goede wil van de beklaagde om de beloofde dienst te leveren, aangezien hij de voertuigen langer dan een half jaar onder zijn beheer heeft gehad.
De verdachte zei dat hij door de gegeven omstandigheden in financiële problemen was geraakt en daarom zijn kleine onderneming had gesloten. Om toch aan middelen te komen, had hij een baan genomen bij een garage. Hij had een overeenkomst bereikt met zijn werkgever dat de voertuigen ter plekke gerepareerd konden worden zonder extra kosten voor de klanten. De werkgever zou in plaats daarvan het geld inhouden uit het salaris van C.N. Dit plan werd echter niet uitgevoerd, omdat C.N. tot het moment van de uitspraak nog niet had gewerkt en dus geen salaris had ontvangen. De klanten zijn daarom ook niet geholpen.
De beklaagde vroeg de rechter aandacht voor het feit dat hij, daags na het vinden van een baan, in het ziekenhuis belandde en een medische ingreep moest ondergaan. Hij is nog niet fit genoeg om aan het werk te gaan. Het Openbaar Ministerie argumenteerde dat zijn huidige gezondheidssituatie niets te maken heeft met de benadeling van de klanten sinds vorig jaar. Bovendien waren er onderdelen verdwenen van twee van de voertuigen die onder zijn beheer waren. C.N. beweerde dat deze onderdelen door derden waren gestolen en dat hij direct aangifte had gedaan bij de politie nadat hij de diefstal had ontdekt.
De door de rechter opgelegde straf is conform de strafeis van de openbare aanklager, zowel wat betreft de celstraf als de terugbetaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelden. C.N. had van klant 1 een voorschot van SRD 20.000 plus US$ 1000 (SRD 2.900) ontvangen. De tweede aangever had hem SRD 13.000 voorgeschoten.
De twee benadeelden bij wie onderdelen van hun auto’s waren verdwenen, hadden respectievelijk SRD 21.000 en SRD 12.500 betaald. Hij moet het totaalbedrag binnen 18 maanden hebben afgelost. Indien dat niet gebeurt, zal hij 1 jaar in hechtenis worden genomen. Deze hechtenis heft de verplichting tot terugbetaling niet op. Het vonnis omvat ook een proeftijd van 3 jaar.