Jonathan B. wordt ervan verdacht de voorruit van de auto van zijn werkgeefster te hebben vernield met een houwer en haar 73-jarige vader ermee in het gezicht gekapt. Hij beweert echter onschuldig te zijn. Hij zou zich niet op de plaats van het incident hebben bevonden, maar thuis zijn geweest op het moment van de aanval.
Jonathan B. was begin dit jaar ontslagen door het management van het pompstation nadat er eerder er een kasverschil bij hem was geconstateerd. Hij verzocht om zijn baan te behouden, maar dit werd hem geweigerd. Bij zijn laatste loonbetaling werd het kasverschil van zijn salaris ingehouden, wat hem extra boos maakte.
De verdachte vertrok, maar keerde terug op de avond van 12 januari. Hoewel hij een capuchon en een integrale helm droeg, beweert de 73-jarige man zeker te weten dat hij de dader was. Hij getuigde dat hij een man met een witte helm op het voertuig van zijn dochter zag rennen. Deze persoon was gewapend met een houwer. Toen hij zijn dochter probeerde te beschermen, werd hij ook aangevallen. De verdachte werd met de houwer in zijn gezicht geraakt, waardoor zijn bril kapot ging en hij een wond van ongeveer 5 cm onder zijn oog opliep.
Terwijl de gewonde man op de grond lag, begon de aanvaller de auto te vernielen. De gewonde man gilde tegen zijn dochter dat die moest wegrijden, maar voordat ze dat kon doen, had de verdachte de voorruit van de Toyota Vanguard volledig vernield. Nadat de werkgeefster was weggereden, vluchtte de verdachte naar het achterterrein van de zaak. Ondanks zijn helm, identificeerde het slachtoffer hem aan zijn postuur en manier van lopen.
De mishandeling en vernieling zijn door een beveiligingscamera vastgelegd. Een vriend van Jonathan B. herkende hem op de beelden aan zijn kleding. De witte capuchon die hij droeg, had hij geleend van deze vriend. Daarnaast herkende de werkgeefster hem aan de gympies, die hij die avond droeg, dezelfde als die hij bijna dagelijks op het werk droeg. Twee collega’s bevestigden ook zijn identiteit.
De verdachte ontkent alle beschuldigingen en beweert dat hij zijn bekentenis bij de politie onder dwang had afgelegd. Hij beweert dat de agenten hem sloegen totdat hij bekende. Echter, tijdens zijn verhoor bij de hulpofficier van justitie heeft hij geen melding gemaakt van mishandeling.
Het Openbaar Ministerie is van mening dat zijn bekentenissen te gedetailleerd zijn om verzonnen te zijn. Bovendien was het motief duidelijk en hebben zoveel mensen hem herkend. Zijn alibi dat hij thuis was hield ook geen stand. Eerst had zijn moeder ook aan de politie gezegd dat hij thuis was, maar toen ze geconfronteerd werd met de informatie in de videobeelden, liet ze het daarbij.
De rechter heeft de eis van het Openbaar Ministerie overgenomen en Jonathan B. veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaar.