We leven in een tijdperk waarin iedereen iets te zeggen heeft en bijna niemand nog luistert. We praten, reageren, liken, delen, becommentariëren, corrigeren en veroordelen. En tussen al dat lawaai door stellen maar weinig mensen de meest eenvoudige vraag: waarom doe ik dit eigenlijk?
De mens heeft een merkwaardige gave: het vermogen om zich intens druk te maken over dingen die er niet toe doen. We noemen het “mening hebben”, maar in werkelijkheid is het vaak niets meer dan de psychologische behoefte om iets te voelen, relevant te lijken, gezien te worden, mee te tellen. De irrelevante verslaving
Irrelevantie is geen bijzaak meer; het is een cultuurproduct geworden. We leven van triviale prikkels, kleine digitale drama’s en selectieve verontwaardiging. De
hersenen, ooit een evolutionair meesterwerk van overleving, zijn nu een speeltuin voor irrelevante dopamine.
Psychologisch gezien is dat fascinerend: mensen reageren sterker op irrelevantie die hun emoties kietelt dan op feiten die hun verstand voeden. De waarheid hoeft niet kloppend te zijn, ze hoeft alleen maar *lekker te voelen*. Dat is de kern van de moderne psyche: een brein dat liever gelijk heeft dan begrijpt. De spiegel van het karakter
Hoe iemand met irrelevantie omgaat, is een test van karakter.
– De oppervlakkige geest raakt opgewonden van ruis.
– De analytische geest herkent de ruis en glimlacht erom.
– De wijze geest zwijgt.
Maar zwijgen is tegenwoordig verdacht. Wie niet reageert, “heeft geen mening”. Alsof stilte een vorm van domheid is. Toch schuilt er in dat zwijgen een diepere intelligentie: de kracht om te beseffen dat niet alles wat aandacht vraagt, het verdient. De psychologie van de aandacht
Aandacht is het nieuwe kapitaal en irrelevantie is de beste belegging. Politici weten het, influencers weten het, zelfs de buurvrouw weet het als ze weer een passief-agressieve status op Facebook plaatst. Wie de aandacht van de massa wil, hoeft geen waarheid te spreken, enkel de juiste emotie te triggeren.
En het werkt, omdat de mens niet zoekt naar relevantie, maar naar *resonantie*. We willen niet horen wat waar is, maar wat ons gevoel bevestigt. Dat is geen intellectueel falen, het is een evolutionair overblijfsel van onze behoefte aan sociale aansluiting. Maar in de moderne context maakt het ons tot willige slaven van irrelevantie.
De vraag “hoe relevant is irrelevant?” is geen taalkundig spelletje, maar een spiegel. Een spiegel waarin we zien dat onze ratio vaak een decorstuk is, en onze emoties de regisseur. Dus de volgende keer dat u zich druk maakt over een status, een opmerking, een detail dat u stoort, wees even eerlijk tegen uzelf: *is het relevant, of heb ik gewoon behoefte om me levend te voelen?*
Want misschien is dat de harde waarheid over irrelevantie: ze is pas relevant, omdat wij haar dat maken.