Men zegt vaak dat we een boedelproblematiek hebben, maar we hebben geen boedelprobleem. Woorden van Hesdy Ommen, voorzitter van de Federatie Para Plantages, tijdens een webinar van de beweging Zwarte vooruitgang, zondag.
Ommen wijst erop dat de voorouders plantages hebben aangekocht en ze nooit de intentie hebben gehad een probleem voor hun nakomelingen achter te laten. “We hebben geen boedelprobleem, de factor mens zal het probleem zijn.” Hij wijst erop dat toen de plantages werden gekocht, de voorouders in harmonie en saamhorigheid met elkaar leefden. Daarom vindt Ommen het belangrijk dat nazaten zich bewust zijn dat hun voorouders hun rijkdom hebben achtergelaten en geen probleem.
Hij geeft aan dat de Afro-Paraaanse gemeenschap goed moet omgaan met nalatenschap van haar voorouders, waardoor er geen sprake is van een ‘probleem’. De Federatie van Para Plantages Is al geruime tijd bezig aan de weg te timmeren, zodat er ontwikkeling en vooruitgang komt op de plantages.
Ommen ziet niet in dat de boedelkwestie de vooruitgang van Para remt. “Wij moeten als mensen onze handen in elkaar slaan om onze plantages tot ontwikkeling te brengen.” Hij staat erop dat er structuren ontwikkeld worden; daarbij mag de overheid niet overgeslagen worden. Hij geeft ook aan dat de federatie projectvoorstellen heeft ingediend bij de overheid om de plantages tot ontwikkeling te brengen.
Erkenning
Echter, Ommen wijst erop dat er pas ontwikkeling en investeringen zullen komen als de federatie erkend wordt. Een stap die daarbij zal helpen is de erkenning van alle plantagebesturen van Para. Om dit te kunnen bewerkstelligen, stelt hij voor dat alle plantagebesturen uniform zijn. Geen erkenning zal volgens hem ervoor zorgen dat de ontwikkeling van het gebied op zich gaat laten wachten en dat mensen bang zullen zijn om er te investeren. Ook merkt hij op dat er weinig rechtszekerheden zijn geschapen voor buitenstaanders om te investeren. “Daarom is men bang om te investeren.”
Maar met het voorstel van erkenning van plantagebesturen, moet dat tot het verleden gaan behoren. De federatie heeft reeds een stap in die richting gezet door het ondertekenen van een Memory of Understanding (MoU) met vakantieoorden in Para, zodat ze kleine leningen kunnen nemen voor de verdere ontwikkeling van hun oord.
Kondre in plaats van boedel
Urwin Vyent, socioloog, wijst erop dat de voorouders het woord boedel bewust of onbewust niet gebruikten. Kennelijk ervan uitgaande dat dan vrij snel overgegaan zou kunnen worden tot verkavelen en verkopen van de plantagegronden, wat geenszins de bedoeling is. In plaats van het woord boedel hadden de voorouders het over ‘kondre’, zoals we nu Bose Kondre, Wasimbo Kondre en Hanover Kondre kennen.
Hierin ligt precies de aspiraties van de voorouders: gemeenschapsopbouw. “De gemeenschap stond centraal.” Hij legt uit dat de voorouders de gemeenschap zodanig hadden toegerust met wijsheid en een stevige economische basis zodat de nazaten geen landloze burgers worden. Het woord boedel werd door hen nooit in de mond genomen als het ging om plantages die door gemeenschappelijke inspanning waren ingekocht.
Door het woord kondre te gebruiken geven ze duidelijk aan dat het hier gaat om een gemeenschap, dan om de economische waarde van de landbouwgronden. Vyent wijst erop dat de voorouders daarom op elke plantage een bestuur hadden ingesteld, waarin elke familie die had bijgedragen aan de koop, in vertegenwoordigd was. En dit plantagebestuur was verantwoordelijk voor het beheer van het erfgoed en versterking van het gemeenschapsbezit.
Moeite met het woord boedel
Vyent zegt zelf ook moeite te hebben met het woord boedel als het om de Para-plantages gaat. Want op deze plantages wordt niet slechts een stuk bouwgrond of woonhuis geërfd, zoals dat bijvoorbeeld het geval is in Paramaribo. De erfenissen van de Para-plantages betreft vooral een speciale manjaboom, een kankantrie boom, een mahonie boom, een waterput, een liba, een begraafplaats of een ‘draaiston’.
Hij is de mening toegedaan dat het beleidsvraagstuk de ontwikkelingen van de plantages niet remt. “Het is aan ons de verantwoordelijkheden die de aspiraties van de voorouder met zich meebrengen, te ontdekken en die verder te ontwikkelen. Het gaat dan om het duurzaam beheren van de nalatenschap van materieel en immaterieel en het versterken van de sociaal-economsiche positie van de plantagegemeenschappen.”
Hierdoor zal volgens hem ook de Afro-Paraanse identiteit van zelfredzaamheid, onderlinge solidariteit en sterke gemeenschapszin zichtbaar en hoorbaar worden. Waarbij vooral het ondernemerschap tot bloei gebracht moet worden. Hierin is met name voor de plantagebesturen en de Federatie van Para Plantages een leidende rol weggelegd. “Want per slot van rekening vormt het gemeenschappelijke bezit van landbouwgrond nooit een belemmering voor de sociaal-economische ontwikkeling van de plantages”, aldus de socioloog.
Beweging voor Zwarte Vooruitgang
Deze beweging handelt vanuit een dekoloniaal perspectief en wil door het organiseren van bewustwordingsactiviteiten de Afro-Surinaamse gemeenschap een duwtje in de rug te geven op weg naar vooruitgang. De beweging heeft als visie samen, middels strategie en strijd, ernaar toe te werken dat de Afro-Surinaamse gemeenschap in 2050 haar bewustwording zodanig heeft ontwikkeld, dat zij via individuele en collectieve zelfkennis, zelfreflectie, zelfliefde en andere tools haar maatschappelijke positie kan (her)innemen op lokaal, regionaal en globaal niveau.