De man die na een val tijdens een schermutseling in de Ceresstraat is overleden, lijkt met zijn hoofd op straat te zijn beland, wat resulteerde in een schedelfractuur. Na de fractuur trad er een bloeduitstorting op, wat leidde tot verhoogde druk in de schedel en uiteindelijk tot inklemming van de kleine hersenen. Het overlijden trad op nadat cruciale hersenfuncties uit vielen.
Vorige week heeft de patholoog, als getuige-deskundige, zijn rapport over de doodsoorzaak gedetailleerd toegelicht. S.R., de 37-jarige verdachte, staat terecht voor doodslag en zware mishandeling met de dood ten gevolge. Het slachtoffer, C.S., is een 57-jarige Sri Lankaan.
De verdachte is eigenaar van een eettent in de Ceresstraat. Het slachtoffer verbleef in een appartement op de bovenverdieping. Getuigen beweren dat S.R. op 23 juni dit jaar de buitenlander van achteren heeft gewurgd en daarna geduwd, waardoor hij met zijn hoofd op het wegdek belandde. De beklaagde beweert dat hij de man niet heeft geduwd, maar dat deze zelf viel nadat hij uit de zaak was gezet.
In een persbericht meldde de politie naar aanleiding van het incident het volgende: ‘De verdachte S.R. die ter plekke werd aangetroffen, gaf de politie te kennen dat het slachtoffer vreselijk tekeerging met zijn echtgenote. Hij kwam ertussen, greep de man aan zijn kraag vast en trok hem naar buiten. Daarbij moet C.S. een misstap hebben gemaakt, waardoor hij kwam te vallen en zijn hoofd op de grond moet hebben geslagen.’
‘
De patholoog beantwoordde vragen van de rechter, de aanklager en de verdediging. De raadsman van de verdachte, Irvin Kanhai, ziet vooralsnog geen duidelijk verband tussen de handelingen van S.R. en de dood van C.S.. Hij wees onder andere op de alcoholgeur die de patholoog in de maag van het slachtoffer heeft waargenomen. Kanhai kwam bij zijn speurtocht naar vergelijkbare traumagevallen wetenschappelijke informatie tegen, die suggereert dat gebruikers van bloedverdunners en mensen onder invloed een verhoogd risico op hersenbloeding hebben, vooral als ze een klap tegen het hoofd krijgen. Als het slachtoffer tot een van deze categorieën behoort, moet hier volgens de raadsman rekening mee worden gehouden. Hij betwijfelt ook of het overlijden van C.S. volledig aan zijn cliënt te wijten is en benadrukt dat de oorzaak van de val nog duidelijk moet worden vastgesteld.
Nadat Kanhai de deskundige had geconfronteerd met de informatie die hij zelf had verzameld, antwoordde de patholoog dat het slachtoffer is overleden als gevolg van de in het rapport beschreven hoofdletsel. Wat betreft het mogelijk gebruik van bloedverdunners gaf hij aan dat het Openbaar Ministerie verantwoordelijk is voor een eventueel onderzoek als dat relevant mocht zijn. De waargenomen alcoholgeur in de maag noemde hij onvoldoende om vast te stellen of het slachtoffer op het moment van overlijden wel of niet onder invloed was. Dat is overigens ook niet onderzocht. Hij benadrukte dat tijdens het ontbindingsproces alcohol vrijkomt en dat alleen een alcoholtest binnen een bepaald tijdsbestek na de dood kan aantonen of iemand onder invloed was. Als dat tijdsbestek is verlopen, zal een alcoholtest geen betrouwbaar resultaat opleveren.
Een verzoek van Kanhai om de voorlopige invrijheidstelling van de beklaagde, werd door de rechter afgewezen. De verdere behandeling van de zaak is uitgesteld tot januari volgend jaar. Dan zullen enkele ooggetuigen worden gehoord.