Er moeten nog harde afspraken gemaakt worden over de brug die tussen Suriname en Guyana komt over de Corantijnrivier. “Er moeten duidelijke afspraken komen tussen de twee landen wat betreft het grensgeschil en wie zeggenschap heeft. Dit moet vastgelegd worden en beide landen zijn het ermee eens”, zegt Albert Ramdin, minister van Buitenlandse Zaken, Internationale Samenwerkingen en International Business (BIBIS).
Het technisch traject is zowat achter de rug. Er zijn twee bedrijven geweest die zich hebben opgegeven voor de bouw en design voor de brug. Er zijn ook afspraken gemaakt tussen de staatshoofden van Guyana en Suriname dat er een team van ministers, waaronder de minister van Financiën, Openbare Werken en BIBIS het vervolgtraject moeten oppakken. “We hebben reeds de eerste gesprekken gevoerd vorig jaar in Guyana. Tijdens deze gesprekken zijn we over een vijftal zaken overeengekomen”, stelt Ramdin.
Behalve wie zeggenschap heeft over de brug moet ook gekeken worden naar de financieringsmodaliteiten. Volgens Ramdin zijn er banken en financiële instanties die de brug willen financieren, maar moeten beide landen kijken naar de financiële condities van de financiering. “Het is gezamenlijke financiering waar Guyana en Suriname een deel betalen, maar hoeveel elk land zal betalen moet nog worden bepaald”, merkt Ramdin op.
Ook het design en beheer van de brug moeten nog vastgelegd worden. “Hoe komen we de brug op, belastingfaciliteiten, Volksgezondheid moet ook betrokken worden en welke kosten daarmee gepaard gaan”, zijn enkele van de zaken die nog besproken en vastgelegd moeten worden. In de derde week van januari zijn de Guyanese counterpart hopelijk in Suriname. “We hopen na de vergadering dat beide landen definitieve besluiten kunnen maken”, aldus Ramdin.