“De bewijsvoering van het Openbaar Ministerie (OM) schiet ernstig tekort”, zo betoogde mr. Murwin Dubois, de advocaat van de verdachten in de Pikin Saron-strafzaak.
Op vrijdag 25 oktober presenteerde hij zijn argumenten ineen bijna twee uur durende dupliek. Volgens Dubois heeft het OM niet voldaan aan de wettelijke eisen voor overtuigend bewijs. Hij verzocht de rechter daarom de aanklachten wegens ondeugdelijkheid te verwerpen en de zes verdachten vrij te spreken van alle beschuldigingen.
De zaak draait om de gewelddadige uitspattingen van 2 mei vorig jaar in het inheemse dorp Pikin Saron en omgeving. Wat het OM beschouwt als ‘misdrijven’, ziet de verdediging als een “uit de hand gelopen protestmanifestatie.” Vijf van de zes verdachten – Rodney M., Martin M., Guilliano Z., Jonathan A. en Jozua H.- worden beschuldigd van 34 misdrijven waaronder poging tot doodslag, vernieling, opzettelijke vrijheidsberoving en illegaal wapenbezit. Er is een strafvoorstel van 15 jaar cel gedaan voor elk van de mannen. De zesde verdachte, Mitchel B., die alleen voor opruiing is aangeklaagd, hoeft niet terug naar de cel als de rechter het strafvoorstel van anderhalf jaar, waarvan 7 maanden voorwaardelijk overneemt; hij heeft al vijf maanden in voorarrest gezeten en is inmiddels op vrije voeten.
VERWERPING VAN DE BEWIJSVOERING
In zijn tweede spreekronde stelde Dubois dat het OM “een sentimenteel relaas” heeft gepresenteerd dat “niet gebaseerd is op de geldende regels en bewijsvoorschriften.” Hij betoogde dat de aanklager de weg kwijt is in algemeenheden en gebrekkige interpretaties van de feiten, zonder concrete bewijzen te leveren die elke verdachte individueel zouden koppelen aan de vermeende misdrijven, waaronder poging tot doodslag. Hij voerde aan dat de aanklager zich voornamelijk baseerde op een verzameling getuigenverklaringen en processen-verbaal, zonder deze te koppelen aan elk afzonderlijk ten laste gelegd feit. “Deze aanpak is onzorgvuldig en in strijd met het recht op een eerlijke rechtsgang”, stelde Dubois, omdat er geen solide bewijs is voor de betrokkenheid van elk van de zes verdachten.
Verder gaf hij aan dat “de vervolgingsambtenaar slechts volstaat met een zeer algemeen relaas waarmee hij aangeeft dat hij van oordeel is dat de heren […] door u een straf opgelegd zouden moeten krijgen. Edelachtbare, dat is geen strafrecht, dat is geen strafprocesrecht!” Hiermee bekritiseerde hij de bewijsvoering van het OM, die volgens hem tekortschiet in de kern en afwijkt van de gebruikelijke juridische standaard.
TWIJFELACHTIGE GETUIGENISSEN EN POLITIEKE INVLOED
Een kernpunt in het verweer was de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen en de invloed van politieke druk op de vervolging van de verdachten. Dubois voerde aan dat “de getuigenissen tegen de verdachten inconsistent zijn” en elementen bevatten die als ongeloofwaardig kunnen worden aangemerkt. Hij stelde dat er geen wettelijke basis is voor de beschuldigingen en dat de getuigenverklaringen een vertekend en onvolledig beeld schetsen van de gebeurtenissen in Pikin Saron. Hij kaartte aan dat “de ongelijke, oneerlijk een niet onderbouwde weging die de vervolgingsambtenaar eigendunkelijk geeft aan de ontkennende verklaringen van verdachten en die van verbalisanten”onacceptabel is en de zaak verder ondermijnt.
Daarnaast wees Dubois op politieke druk die volgens hem de objectiviteit van het OM aantast. Hij stelde dat de publieke uitspraken van de regering sterk overeenkomen met de aanklachten van het OM en dat dit politieke invloed in de zaak suggereert. Volgens Dubois zou de vervolging hierdoor onrechtmatig beïnvloed zijn: “Het verwoorde standpunt van de vervolgingsambtenaar is om deze reden rechtens geheel irrelevant.” Dubois benadrukte dat een eerlijke rechtsgang essentieel is voor vertrouwen in de rechtspraak, en dat dit vertrouwen wordt ondermijnd door politieke bemoeienis.
MENSENRECHTEN EN GRONDENRECHTEN
Dubois plaatste de gebeurtenissen van 2 mei 2023 in de bredere context van inheemse grondenrechten in Suriname. Hij betoogde dat het protest in Pikin Saron voortkwam uit een oprechte roep van de inheemse gemeenschap om erkenning van hun grondenrechten, en dat de staat buitenproportioneel reageerde met strafrechtelijke vervolging. “De strafrechtelijke benadering van het gebeurde op 2 mei 2023 is zowel nationaal als internationaal een gênante vertoning van de Staat Suriname”, verklaarde Dubois. Hij benadrukte dat inheemse gemeenschappen nog altijd vechten voor hun fundamentele rechten en dat de situatie niet met strafrechtelijke maatregelen moet worden aangepakt.
Volgens Dubois schaadt deze vervolging de internationale reputatie van Suriname op het gebied van mensenrechten. “Deze aanpak draagt bij aan het verslechterende imago van Suriname als ‘failed state’ voor wat betreft het respecteren en waarborgen van rechten van burgers”, stelde hij. Hiermee legde Dubois de nadruk op de impact van deze zaak op het internationale imago van het land.
CONCLUSIE EN VERZOEK TOT VRIJSPRAAK
Aan het einde van zijn betoog riep Dubois de rechter op om de zaak te beoordelen volgens de kernprincipes van een eerlijk proces en met respect voor het recht op een onbevooroordeelde behandeling. Hij benadrukte dat het OM geen wettig en overtuigend bewijs heeft geleverd, en dat zonder zulke bewijzen een veroordeling niet gerechtvaardigd is. Dubois verwees naar de Grondwet van Suriname en diverse internationale mensenrechtenverdragen, die het recht op een eerlijk proces en bescherming tegen willekeurige vervolging waarborgen.
Met duidelijke woorden concludeerde hij: “De verdediging persisteert bij het standpunt dat de bewijsvoering van de vervolgingsambtenaar een ernstige tekortkoming kent, en dat u als onafhankelijke en onpartijdige rechter niet anders kunt dan de verdachten vrij te spreken.” Volgens Dubois staat er meer op het spel dan de vrijheid van zijn cliënten; hij ziet deze zaak als een cruciale toets voor de Surinaamse rechtsstaat en als een kans om de onafhankelijkheid en integriteit van de rechtspraak te waarborgen.
Hij riep de rechter op om een precedent te stellen dat zowel juridisch als moreel standhoudt: “Wij behoren als actoren van de rechtspraak te allen tijde te streven naar integere rechtspraak. Dat is nodig om het vertrouwen in de rechtspraak te bewaren.” Hiermee drukte Dubois op de noodzaak om bovenpolitieke en maatschappelijke druk uit te stijgen en te kiezen voor een uitspraak die recht doet aan de principes van rechtvaardigheid en burgerrechten in Suriname.