Kantonrechter Duncan Nanhoe heeft het principe ‘in dubio pro reo’ gehanteerd om een man (R.J.) vrij te spreken die werd verdacht van verkrachting van een tienermeisje.
Hoewel de openbare aanklager dacht een sterke zaak te hebben, oordeelde de rechter dinsdag dat het Openbaar Ministerie (OM) hem niet heeft kunnen overtuigen. Er was een celstraf van 2 jaar en 6 maanden geëist tegen de man die altijd heeft ontkend het meisje te hebben misbruikt.
Het ‘in dubio pro reo’ is een juridisch principe dat suggereert dat wanneer er enige twijfel bestaat over de schuld van een beklaagde, de beslissing in zijn voordeel moet uitvallen. Dit principe benadrukt het belang van het vermoeden van onschuld en is een fundamenteel concept in veel rechtssystemen over de hele wereld. Het legt de basis voor de redenering dat iemand als onschuldig wordt beschouwd totdat zijn schuld overtuigend is bewezen.
In de argumentatie van het vonnis zei de rechter onder meer ‘Liever tien schuldigen buiten, dan een onschuldige binnen’. Hij haalde aan dat, hoewel het gevoel hem bekroop dat er ‘wel iets is gebeurd’, hij niet tot die overtuiging is gekomen.
Volgens de aanklacht had R.J. het toen 15-jarige slachtoffer, een nichtje van zijn vrouw, ontelbare keren verkracht in de periode februari tot november vorig jaar. De openbare aanklager had hem gedagvaard voor het dwingen van iemand tussen 12 en 16 jaar tot seks en voor ontucht, al dan niet met geweld van iemand in die leeftijdsklasse.
De man en het slachtoffer woonden onder een dak, een ruime woning met zeven slaapkamers. R.J. en zijn vrouw delen een kamer, terwijl het slachtoffer alleen sliep. De andere acht inwoners maken deel uit van de schoonfamilie van de man. Het inmiddels 16-jarig meisje zei in de rechtszaal dat de beklaagde zich de eerste keer in de voorkamer aan haar had vergrepen toen ze voor de televisie op de bank in slaap was gevallen. Ze zou toen zijn wakker geschrokken, maar hij kneep haar mond dicht en dreigde haar iets te doen indien ze om hulp zou roepen. Daarna deed hij het nog heel vaak, soms in de voorkamer en soms sloop hij haar slaapkamer binnen. Ze zei uit vrees voor de man te hebben gezwegen.
De zaak kwam uiteindelijk aan het rollen nadat neefjes chatberichten waren tegengekomen waarin ze aan haar vriendje vertelde dat ze het bed had gedeeld met R.J. Op vragen op de zitting waarom ze nooit iemand over de verkrachting heeft verteld, zei ze dat niemand haar zou geloven, omdat ze er een gewoonte van had gemaakt om te liegen. Ook haar oma en tante verklaarden dat het meisje een notoire leugenaar was. Ze zou volgens de getuigen zelfs gelogen hebben over zaken waarover iedereen al de waarheid kende.
Mr. Derrick Veira, raadsman van R.J. plaatste vraagtekens bij het feit dat ze nooit aan de bel had getrokken terwijl het misbruik langer dan een halfjaar had geduurd. Het bevreemde hem ook dat iemand de kans zou hebben genomen om zoiets te doen in een zo een ‘dichtbevolkte woning’. Bovendien kon hij de vrees voor de vermeende bedreiging niet rijmen, aangezien de man voor zijn werk vaker buiten de stad is. Dat zou dus redelijk gelegenheid bieden om de situatie aan haar familieleden voor te leggen.
De beklaagde liet tijdens de zaak weten dat de vader van het meisje hem had gevraagd om € 5000 in ruil voor het intrekken van de strafzaak. Hij ging niet in op het voorstel, omdat hij overtuigd was van zijn onschuld. Toen de aangifte werd gedaan, bevond de verdachte zich in het buitenland. Toen hij ervan hoorde, besloot hij naar Suriname te komen en zich bij de politie te melden in een poging zijn naam te verschonen. Tot zijn verbazing werd hij ingesloten.
R.J. had op de voorlaatste zitting tijdens zijn laatste woord een verklaring voorgelezen waarin hij erop wees dat indien de rechter hem zou veroordelen, daarmee een onschuldig man ten onrechte in het gevang zou zijn. Hij verklaarde dat hij gedurende het proces enorm is gepijnigd en geestelijk uitgeput was. Het blijft voor hem een raadsel waarom het meisje de verkrachting heeft verzonnen.