Nadat het twee jaar lang vanwege de coronapandemie niet georganiseerd kon worden maakte de Surinaamse Dambond (SDB) vorige week een aanvang met het Surinaams Kampioenschap Dammen (SKD). Aan het toernooi nemen 44 dammers deel, van wie twaalf zich kwalificeren voor de finale die op 8 mei van start gaat.Titelverdediger Guno Burleson is gevrijwaard van de voorronde die momenteel plaatsvindt en tot en met woensdag duurt. De enige Internationaal Grootmeester (GMI) die aan het toernooi deelneemt speelt pas vanaf de eindronde mee, net als Johannes Alfaisie die bij de laatstgehouden editie in 2020 semikampioen werd.
Burleson zit voor nu in de wachtkamer, maar volgt de voorronde van een afstand. Het doet hem goed dat er enkele zaken veranderd zijn ten opzichte van voorgaande toernooien. Dit keer zijn de dammers in de voorronde verdeeld over zes groepen: vier poules van zeven spelers en twee poules van acht. Na zeven speelrondes volgens het roundrobin systeem, waar alle dammers elkaar één keer treffen, gaan de beste twee spelers uit elke poule door naar de eindstrijd waar ze zich bij Burleson en Alfaisie voegen.
De SDB voerde deze verandering door om weggeefpartijen te voorkomen. “Weggeefpartijen zijn een structureel probleem, dus vind ik het een goede zet van het bestuur om er wat tegen te doen”, zegt Burleson. “Je kan het niet helemaal voorkomen, maar je kan het dusdanig beperken dat het incidenteel blijft.”
Voorstellen
Maar Burleson heeft nog wat voorstellen om de kwaliteit van het toernooi te verhogen. In de finale zullen nu veertien dammers het tegen elkaar opnemen, twee meer dan de vorige editie in 2020. “Men heeft het uitgebreid, terwijl het juist minder moest worden”, klaagt hij. De zevenvoudig landskampioen wijst er op dat er al een aantal jaren een vaste groep dammers is, die steevast aan de toernooien meedoet. “We hebben al langer dan twaalf jaar dertig actieve dammers. Vanwege het feit dat we zo weinig dammers hebben moet de finale ook kleiner worden.”
De GMI pleit voor acht dammers in de eindstrijd. Hij baseert dat aantal op de spelers die de afgelopen jaren regelmatig in de top drie eindigden. “Kijk bijvoorbeeld naar de afgelopen jaren dan zal je zien dat er weinig dammers zijn die consistent een podiumplek halen. Je komt op ongeveer acht van zulke dammers. Dat wil dus zeggen dat je ook zo weinig dammers moet hebben in een finale om het niveau erin te houden.”
Met dammers die allemaal op hetzelfde hoge niveau zitten wordt de kans overigens kleiner dat partijen worden weggegeven. “Iedereen gaat knokken.” Afgelopen finaletoernooien hebben volgens Burleson bewezen dat een deel van de deelnemers, die geen kans meer hadden op een prijs, op gegeven moment wegbleven. Het bestuur pakte dat aan middels boetes en schorsingen voor dammers die niet opdagen.
“Maar je moet juist dingen bedenken om het interessant te houden voor ze.” Burleson denkt aan een invitatietoernooi van twaalf spelers. Daarbij wordt de top elf van de finale van de SKD uitgenodigd, terwijl de twaalfde deelnemer door de sponsor van dit toernooi wordt aangewezen. Elke deelnemer in het invitatietoernooi wordt met een geldprijs beloond. “Daardoor gaat iedereen in de finale tot het einde blijven strijden, ook al zien ze dat ze laag zouden eindigen.”
Burleson constateert dat het dammen door de jaren heen doodgebloed is. “Want je kan niet twaalf jaar lang dertig actieve dammers hebben. Dat is het aantal dat één vereniging moet hebben. Je moet als bond minstens tachtig actieve dammers hebben. Maar de bond is goed op weg met een paar plannen die hij heeft en over twee jaar moet het aantal hoger liggen dan het nu is.”