Het constitutioneel hof heeft zich dinsdag 31 januari gebogen over zijn derde verzoekschrift, tevens zijn eerste bestuursbesluit dat betrekking heeft op een beoordeling van een bestuursbesluit van het Centraal Bureau voor Burgerzaken (CBB).
Het gaat om een verzoekschrift ingediend bij het Constitutioneel Hof om artikel 80 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek (SBW) te toetsen aan de Grondwet en andere internationale verdragen waar Suriname partij bij is, op basis van discriminatie van LGBTQI-rechten. De uitspraak van hof voorzitter Gloria Stirling volgde nadat de advocaten Sharda Sitaram en Milton Castelen, een verzoekschrift hadden ingediend. Dit deden de advocaten namens twee mannen die in het buitenland zijn getrouwd en hun huwelijk wilden inschrijven bij CBB. De twee mannen, in dit geval cliënten van de advocaten Sitaram en Castelen, hebben een duurzame relatie van 34 jaren opgebouwd.
Ze zijn van mening dat, ondanks zij hun recht op non-discriminatie en op de eerbiediging van hun privéleven en van hun familie- en gezinsleven door artikel 80 SBW hebben, het hen belemmert in het volwaardig beleven van hun rechten. Het Hof heeft bepaald dat artikel 80 van het SBW niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod van de grondwet. Ook is het SBW niet in strijd met het Internationaal verdrag inzake Burger en Politieke rechten. En daarnaast heeft het hof gesteld dat het SBW niet in strijd is met het Amerikaanse Verdrag voor de rechten van de Mens.
Het Hof is van oordeel dat artikel 80 niet toestaat voor een overeenkomstige toepassing op huwelijken van personen van gelijke geslacht. Dit artikel legt volgens het Constitutioneel Hof de nadruk op huwelijken van personen van ongelijk geslacht. Artikel 80 van het SBW luidt als volgt: De man kan tegelijkertijd slechts met één vrouw, de vrouw slechts met één man door het huwelijk verbonden zijn.
Het Constitutioneel Hof is van mening dat het artikel in het Burgerlijk Wetboek een zeer verouderde is. De wet is niet meegegaan met de hedendaagse ontwikkelingen en is verder dringend aan aanpassing toe. Aan de andere kant vindt het Hof dat er geen sprake is van discriminatie in de wet en de wetgever bij het slaan van die wet niet de intentie zou hebben gehad discriminatoir te zijn tegen LGBTQI-rechten.
Het Hof vindt ook dat er een brede maatschappelijke discussie zou moeten worden gevoerd omtrent LGBTQI-rechten. Hof-voorzitter Sterling zegt dat de Surinaamse wetgeving bepaalde beperkingen met zich meebrengt voor groepen die in het huwelijksbootje willen stappen. Tijdens de zitting heeft Sterling ook gesteld dat Suriname er niet onderuit komt dan zich te houden aan internationale verdragen.