Ik kan me het nog heugen. Eind 1983 of ’84. Vanwege de economische sancties, naar aanleiding van de decembermoorden, stort de economie van Suriname in elkaar. Basisgoederen en een steeds groeiende lijst andere producten, worden in snel tempo schaars. De ellende zou nu pas echt beginnen.
Ergens een week of twee voor kerst gaat mijn vader twee dozen ophalen, die zijn opgestuurd door zijn broer in Nederland. In die dozen zitten producten die ik vrijwel allemaal ken, maar die plotseling niet meer te koop zijn of je een nier uit je lijf kosten.
Mijn oom had de dozen opgestuurd om zijn broer en diens gezin te helpen een aangename kerst en oudjaar door te maken. Dat was nieuw voor mij. Mijn vader was stafmedewerker bij de Suralco, dus hadden wij eerder nooit hulp nodig gehad. Dat zijn broer twee dozen vol basisgoederen had gestuurd, was voor mij het teken dat we beland waren in een situatie die we nooit eerder meemaakten.
Die zending van mijn vader zijn broer was deel van de start van een stroom (hulp)goederen, betaald en opgestuurd door de Surinaamse diaspora in Nederland, voor familie en vrienden in Suriname. Al snel volgden medicijnen, kleding, fietsen, auto’s, meubilair en ook geldovermakingen. Het was bedoeld om de moeilijke tijden, die over ons waren gekomen, te overleven.
Maar de stroom zou nooit meer ophouden. Sterker nog, het groeide alleen maar en wel zodanig dat er een hele subsector omheen gebouwd is, met een reeks bedrijven die daarbinnen verdienen, en zelf een bank.
Sinds 1983-84 hebben duizenden kinderen in Suriname de school kunnen bezoeken en afmaken, mede dankzij steun van familie en vrienden in Nederland. Hetzelfde geldt voor zoveel anderen, die als jongvolwassenen vanwege geld uit Nederland hun ambities in het hoger onderwijs achterna konden gaan.
En nog steeds: gezinnen die in 2025 hulp nodig hebben met het betalen van huur of het aflossen van de auto, ouderen die voor hun gezondheid afhankelijk zijn van medicijnen die of moeilijk te krijgen zijn of erg duur uitvallen, of beiden. Financiële steun bij begrafenissen, een lekkers en aantal goed gevulde, topzware dozen voor het bouwen van een gepast bigiyari-feest voor ma, pa, broer of zus: steun uit Nederland ondersteunt het leven in Suriname in zijn volle verscheidenheid.
Stel je eens voor dat deze bron van hulp er niet was geweest voor de tienduizenden die daar dankbaar gebruik van maakten, sinds de jaren 80. Velen zouden zijn afgezakt naar vormen van armoede die, ondanks de moeilijke tijden die we kregen, niet of zeer sporadisch zijn voorgekomen in Suriname.
En toch, ondanks hun gegarandeerde en in veel gevallen onvoorwaardelijke steun, zij wij in Suriname heel lang doorgegaan met dezelfde mensen die ons decennia hadden geholpen overeind te blijven, uit te sluiten.
Op verschillende manieren hebben we dat gedaan. Ja, ze zijn hier geboren, hun kinderen hebben een band met Suriname, ze helpen overal waar ze kunnen, maar we wilden niet dat ze ons moesten helpen met bijvoorbeeld een beter voetballand te worden.
Of we stelden onredelijke eisen, waarvan we wisten dat ze daar niet aan zouden (kunnen) voldoen. En terwijl wij de diaspora uitsloten, gooiden wij onze deuren wel wijd open voor mensen die niet echt met ons willen samenleven, die voornamelijk onze natuurlijke rijkdommen willen plunderen of die alleen wat willen verdienen, om daarna verder te trekken.
Dit wat wij deden was een nimmer eindigende reactie op wat gebeurde voor en na 25 november 1975, toen duizenden het land verlieten om zich in Nederland te vestigen. Ze toonden geen vertrouwen in een onafhankelijk Suriname, dus zwoeren degenen die wel bleven “de verraders” ook nooit meer toe te zullen staan zich hier te vestigen. Wie dat toch probeerde, werd vaak weggepest.
Een van de grootste trucs die ontwikkelde landen al sinds tijden uitvoeren op arme landen: hen ervan overtuigen dat de dingen die zij in en op hun bodem hebben liggen hun meest waardevolle bezittingen zijn. Olie, goud, hout, zeldzame metalen, noem maar op. En dat ze, als ze die waardevolle dingen aan de wereld verkopen, net zo rijk zullen worden als de ontwikkelde landen.
Niet waar
De belangrijkste bezittingen van een natie zijn de mensen, met hun talenten, intelligentie en vermogen toe te voegen, dingen te veranderen, te verbeteren, uit te vinden en innovatieve ideeën te ontwikkelen. Elk ding dat wij moderne mensen gebruiken, eten, dragen, drinken of (be)rijden was eerst een idee in de gedachten van iemand, voordat het in iets tastbaars werd omgezet. De kennis van mensen geeft waarde aan de dingen die wij in en op onze bodem hebben.
Bijvoorbeeld in Turkije, met een bevolking van ruim 90 miljoen, weten ze al heel lang wat de waarheid is. Elk kind dat waar ook ter wereld wordt geboren uit een Turkse ouder, of twee, heeft volgens de Turkse grondwet automatisch de Turkse nationaliteit. Want mensen zijn de belangrijkste bezitting van een natie.
Onze mensen in Nederland zijn nog steeds onze mensen, kostbare natuurlijke hulpbronnen, met kennis die wij kunnen gebruiken voor de ontwikkeling van ons land. Laat hen ons leiden en onderwijzen op gebieden waar ze kennis bezitten die wij niet hebben. Zoals bij voetbal. Wij zijn intelligent en kunnen snel leren. En nadat we hebben geleerd, hebben we die kostbare kennis ook. Dat gaat zich vroeg of laat ook vertalen naar ontwikkeling en groei, op allerlei vlakken.
Het succes van Natio, met daarin veel spelers uit de diaspora, is hopelijk het begin van het echt samenkomen en samenwerken van lokale mensen en Surinamers buiten. Er moet gericht en vooral creatief beleid komen om onze mensen buiten te betrekken en vooral lokale Surinamers te onderwijzen en te trainen op allerlei gebieden. Omdat de mensen de belangrijkste natuurlijke hulpbron zijn van elke natie, en omdat kennis het belangrijkste goed is dat mensen kunnen hebben.
De verhoudingen tussen de lokale bevolking en de diaspora in Nederland, met name, zijn voor een deel ten minste decennia lang bepaald door de emoties die ontstonden tijdens de trek uit Suriname, rond de onafhankelijkheid in 1975. Kort samengevat: degenen die weggingen, omdat ze geen geloof hadden in een Suriname onafhankelijk van Nederland, waren verraders. En door weg te gaan hadden ze hun rechten op een plek in hun Suriname opgegeven, was de zienswijze in Suriname. Gedreven door bitterheid vooral.
Daarmee is direct ook benoemd de belangrijkste reden waarom er zo lang zoveel tegenwerking was tegen het idee om Nederlandse voetballers van Surinaamse afkomst te laten uitkomen voor Natio. Misschien wel de meest opvallende gezichten uit de diaspora.












