Gerard van den Bergh en zijn levenspartner Asha Badal, eigenaren van het pluimveebedrijf De Doksenclub, zijn vrijgesproken van de vermeende verduistering van bijna 1 miljoen Amerikaanse dollar in de zogenoemde Kippie-strafzaak.
Rechter Lydia Ravenberg stelde maandag, voorafgaand aan de uitspraak, dat Vijai Kirpalani — verstrekker van de lening van in totaal US$ 3,7 miljoen — zich ten onrechte zorgen had gemaakt over hoe de ondernemers het geld hadden besteed.
De officier van justitie had drie jaar celstraf en onmiddellijke gevangenneming geëist wegens verduistering. Volgens de rechter had Kirpalani “rustig op de terugbetaling moeten wachten”. Er was volgens haar sprake van een civielrechtelijke relatie tussen de aangever en de verdachten, en de kwestie hoort volledig binnen het civiele recht thuis. Kirpalani moet zich daarom wenden tot de civiele rechter.
De zaak begon met een strafklacht van financier Kirpalani, die argwaan had gekregen over de besteding van de door hem verstrekte middelen. Hij beschuldigde het duo van verduistering. Volgens hem was iets meer dan US$ 800.000 — van de totale lening van US$ 3,7 miljoen — anders dan afgesproken besteed. Hij voelde zich benadeeld omdat (een deel van) het geld volgens hem niet volgens afspraak was geïnvesteerd in het Kippie-pluimveeproject.
Op basis van eigen onderzoek concludeerde Kirpalani dat de ondernemers een deel van het geld hadden besteed aan zaken die niets met het project te maken hadden. Ook vreesde hij dat het project niet rendabel genoeg zou zijn om de lening terug te betalen.
De verdediging, onder leiding van raadsman Murwin Dubois, stelde dat de verdachten zich op geen enkele wijze schuldig hadden gemaakt aan een strafbaar feit, laat staan aan verduistering of gekwalificeerde verduistering. Daarbij wees Dubois erop dat Kirpalani eerder al een civiele zaak had aangespannen tegen zijn cliënten, waarvan de uitkomst hem niet beviel. In dat licht verzocht de verdediging om niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) en vrijspraak.
De rechter oordeelde dat het Kirpalani vrijstond om, ondanks het eerdere civiele proces, ook een strafklacht in te dienen, aangezien een zaak zowel strafrechtelijke als civielrechtelijke aspecten kan bevatten. Daarom wees zij het verzoek tot niet-ontvankelijkheid van het OM af.
Met betrekking tot de vermeende verduistering concludeerde de rechter dat het OM geen wettig en overtuigend bewijs had geleverd. Zij stelde vast dat het ging om een lening, en dat Kirpalani, zodra het geld aan de verdachten was overgemaakt, daarover geen zeggenschap meer had. Er waren bovendien geen schriftelijke afspraken gemaakt over de besteding van de middelen. Daardoor stonden Van den Bergh en Badal volledig vrij in hun keuzes omtrent het gebruik van het geld, wat geen strafbaar feit oplevert.
Van den Bergh en Badal waren niet aanwezig bij de uitspraak. Met hun vrijspraak lijkt een einde te zijn gekomen aan deze langdurige juridische strijd.