Met het aanstaande duel van Natio tegen Mexico op 23 maart zullen de discussies rond het inzetten van spelers uit de diaspora, mogelijk weer oplaaien. Maar, wat te weinig wordt belicht is dat er vanuit Suriname schrikbarend weinig is en wordt gedaan om voetbalkennis van de diaspora te gebruiken voor het opleiden van lokale voetbaltalenten.
Deel 1: De diaspora en de kansen voor het Surinaamse voetbal
Met de verwachte aanstelling van Aron Winter als bondscoach van Suriname, haalt de Surinaamse Voetbal Bond iemand binnen die een enorme bagage heeft aan voetbalkennis met een persoonlijk netwerk waar niemand in Suriname aan kan tippen. Het is maar zeer de vraag of er genoeg is nagedacht over hoe de aanwezigheid van Winter in het Surinaamse voetbal, maximaal benut zal worden. Want het mag in geen geval alleen blijven bij functioneren als coach bij wedstrijden van Natio. De kennis en ervaring van de in Paramaribo geboren Winter moet een blijvend effect hebben. Ten eerste is het te hopen dat het Winter lukt vooral de SVB en clubs ervan te overtuigen de waarheid onder ogen te zien en belangrijke veranderingen te plegen.
Vraag aan fans welke de grootste problemen zijn waar de meest populaire sport in het land onder lijdt. Het merendeel zal – behalve de schuld leggen bij de SVB – waarschijnlijk het gebrek aan geld, veel geld, noemen als de belangrijkste reden waarom het voetbal in Suriname is waar het nu staat. Dat Surinaamse voetballers te weinig internationale meetmomenten hebben – dat is ook een veel genoemd argument in discussies en analyses – is vanuit dat perspectief een gevolg van het niet voldoende voorhanden hebben van geld. Maar, het werkelijke probleem heeft, ondanks het argument van geldtekort al decennia wordt gebruikt, in de eerste plaats waarschijnlijk heel weinig te maken met geld. Sterker nog, het is geen probleem van het voetbal alleen. Het is iets wat speelt in veel dat gebeurt en wordt gedaan in Suriname. Het is een cultuurprobleem. In het geval van voetbal is, vanaf de jeugd tot de senioren, ‘half goed is goed genoeg’ de norm. Wanneer Surinaamse voetballers staan tegenover of tussen spelers die zijn opgeleid volgens de ‘alleen het beste is goed genoeg’ norm, wordt het kwaliteitsverschil duidelijk.
Standaarden
Voetbal is een aaneenschakeling van voetbalhandelingen. Aannemen, dribbelen, schieten en vrijlopen (zonder bal) zijn de voetbalhandelingen die het meest gebruikt worden in een wedstrijd. De gemiddelde kwaliteit van de voetbalhandelingen van de individuele spelers, bepaalt de kwaliteit van het spel van een team. Er zijn simpelweg nog te veel voetballers op het hoogste niveau in het land die niet goed genoeg kunnen passen, dribbelen of aannemen. Maar ook aspecten als lichaamshouding en loophouding zijn vaak niet wat ze moeten zijn. Dat brengt het gemiddeld collectief niveau altijd omlaag. Simpel uitgelegd: als jij, tegen een goede tegenstander, gemiddeld 22 passes nodig hebt om tot een kans en een doelpunt te komen, en je kan bij elke aanval maar, tien, vijftien of twintig goede passes produceren, kan alleen een grote dosis geluk je aan een overwinning helpen. Als het gaat om snelle counteraanvallen zijn er misschien slechts vier of vijf zuivere passes nodig, maar vaak dan wel over grotere afstanden en op topsnelheid. Ook daar schieten Surinaamse voetballers en teams structureel tekort.
Leren passen, dribbelen of aannemen volgens de hoogste kwaliteitsstandaarden is in de eerste plaats niet afhankelijk van geld. Als dat het geval was, zouden spelers uit dorpen die armer zijn dan de armste gemeenschappen in Suriname, ook niet de wereldtop halen. Een voorbeeld is de Senegalees Sadio Mané van Bayern München. Mane groeide op een arm dorp en ging op zijn vijftiende pas naar de hoofdstad Dakar om zijn droom, profvoetballer worden, achterna te gaan. Op zijn zeventiende maakte hij de transfer naar de Franse club Metz en ontwikkelde zich daarna tot de wereldtopper die hij nu is. Elk jaar beginnen tientallen talenten in Afrikaanse landen, vanuit armoedige omstandigheden, aan een volwaardige profcarrière in een gerespecteerde Europese competitie. Dat is alleen mogelijk als zo een speler traint en denkt volgens de hoogste kwaliteitsstandaarden.
Fouten en gaten
‘Half goed is goed genoeg’ verminkt talenten. Coaches, die onbewust zelf ook de minderwaardige normen hanteren, accepteren half goed uitgevoerde technieken als goed genoeg. Dat werkt bovendien als een constante mentale bevestiging dat lokale jongens en meisjes geen hogere kwaliteitsstandaarden kunnen halen. Het gevolg is dat Surinaamse voetballers zoveel fouten en gaten in hun persoonlijke techniek ontwikkelen dat ze onmogelijk verkocht kunnen worden aan een degelijke profclub in een gerespecteerde competitie. Dat is de reden dat het nog geen enkele Surinaamse club is gelukt een speler te vormen die goed genoeg was voor een respectabele carrière in een van de beste competities van de wereld.
Argumenten dat Surinaamse voetballers, vanwege hun non-EU status, te duur zijn voor clubs in bijvoorbeeld Nederland, zijn smoesjes die ook al lang circuleren. Als een speler goed genoeg is en een rol van betekenis kan spelen, gaat de club zo een speler contracteren. De eredivisie in Nederland staat al decennia bekend als één van de gerespecteerde Europese competities waar Afrikaanse talenten aan de start van hun carrière terechtkomen. Het verschil is dat die Afrikaanse voetballers, met hun kwaliteitsstandaarden, de clubs overtuigen om geld aan hen uit te geven. Surinaamse voetballers zijn technisch en tactisch inferieur en falen. Met alle kennis over het Nederlandse voetbal die de diaspora bezit, is het eigenlijk niet te verkopen dat Surinaamse talenten zo lang falen om de norm te halen.
Hogere normen
Om het Surinaamse voetbal te verbeteren moet er een omslag komen in het denken over opleiden en begeleiden van voetballers op weg naar een profcarrière. Voetbal is (sport) entertainment. Mensen betalen om naar voetbal te kijken en bedrijven geven geregeld gigantische bedragen uit om hun merk en naam te koppelen aan clubs, competities en toernooien. Voetbal behoort daarom een mooi spektakel te zijn, waarmee bovendien ook sterke emoties los komen. Kwaliteit is alles op dat niveau. Voetballers zijn producten die in de eerste plaats bestemd zijn voor de sport entertainment industrie. Voetballen om het voetballen, zoals dat eigenlijk al heel lang in Suriname gebeurt, bestaat niet meer. Het grootste doel moet altijd zijn het ontdekken van talenten die de professionele top zouden kunnen bereiken. Daar heeft Suriname veel van geproduceerd, ten behoeve van Nederlandse clubs en economie voornamelijk.
Clubs, die spelers opleiden voor de profmarkt, kunnen verdienen door een combinatie van vergoedingen, vastgesteld door de FIFA en het afdwingen van ‘meeverdien-clausules’ bij eventuele doorverkoop van zo een speler. De transfer van 86 miljoen Euro van Oranje-international Frenkie de Jong, van Ajax naar Barcelona in 2019 is een goed voorbeeld. RKC en Willem II, de clubs waar de Jong speelde vóór hij naar Ajax ging, ontvingen respectievelijk 5.2 en 8.6 miljoen Euro. Maar, de enige manier waarop een speler uit Suriname sportief en commercieel aantrekkelijk kan worden gemaakt, is door tijdens de opleiding standaarden te hanteren die gelden in de prof wereld. Half goed is goed, werkt daar niet.
En, precies op dit punt hebben clubs als Robinhood, Transvaal, Leo Victor en Voorwaarts gefaald om gebruik te maken van de toegang tot hoogwaardige kennis bij de diaspora. Deze vier clubs leiden verreweg de meeste talenten in Suriname op en hebben ook zichzelf mogelijk tientallen miljoenen tekortgedaan. Met dit geld konden topklasse faciliteiten worden opgezet om nog meer talenten te kunnen afleveren. Een samenwerking tussen clubs, om de kosten te dekken voor het opzetten en draaien van trainingsfaciliteiten, zijn modellen die reeds lang gangbaar zijn.
Geen zakelijkheid
Als gekeken wordt naar hoe clubs in Suriname functioneren en het schijnbaar gebrek aan de wil om een commerciële visie te ontwikkelen, valt er één raar en onverklaarbaar ding op. In de afgelopen 20 tot 30 jaar hebben relatief veel personen met goed draaiende bedrijven en topprofessionals uit de particuliere en publieke sector, gediend bij clubs en bij de Surinaamse voetbalbond. Maar, dit heeft zich, vreemd genoeg, nooit vertaald in een hogere organisatiegraad en commercieel denken. Het is één kenmerkend ding van de organisatorische kant van het Surinaamse voetbal.
Veel ondernemers, die actief zijn bij clubs, geven vaak grote bedragen uit aan sponsoring en transfers. Het is moeilijk te verklaren dat het zakelijk instinct niet op gang schijnt te komen als het gaat om voetbal. Een vrouw, die weinig weet van voetbal en het ook niet volgt, zei toen ze dit hoorde: “dan zien ze het als een kiek of zo om een beetje met geld te smijten.” Dat zelfs de voor Surinaamse begrippen, gigantische bedragen die opleidende clubs verdienden aan de transfer van spelers, nog niet hebben kunnen motiveren tot een zakelijke, commerciële aanpak, is onbegrijpelijk.
De wil
Geen enkele Surinaamse club heeft op dit moment een lopend intern programma of project gericht op het ontwikkelen van talenten voor de profmarkt. Ondanks al tientallen jaren duidelijk is hoeveel financieel en sportief voordeel Nederlandse clubs halen uit talenten die honderd procent Surinaams genoemd kunnen worden. Veel personen uit de diaspora die hoogwaardige voetbalkennis bezitten, hebben laten zien dat zij een bijdrage willen en kunnen leveren aan de ontwikkeling van het voetbal in Suriname.
Dat tot nu toe geen enkele lokale club een plan heeft ontwikkeld en uitgevoerd om de aangeboden bijdrage in te zetten om jonge Surinamers naar de top te leiden, is triest. Er lopen op elk moment talenten rond in het voetbal in Suriname, die met een goede opleiding, straks vijf, tien, twintig, of zelfs 30 miljoen Euro waard kunnen zijn. Clubs in Suriname kunnen veel geld binnenhalen. Lokale talenten kunnen de kans krijgen te bouwen aan een respectabele profcarrière, goed te verdienen, hun omgeving en het land helpen ontwikkelen en kennis over te dragen. Alle ingrediënten om dit te doen zijn reeds lang beschikbaar. Wat nog ontbreekt zijn de wil, inzet, creativiteit en lef om dit realiteit te maken.