Het is rond 16:00 in de middag als we aankomen bij de goudmijnen in het Matawai gebied. Lesley Hardley, een van de lokalen die zelf twee familieleden heeft verloren in het goudmijn incident te Klein Saramacca, vertelt hoe de graafmachine ervoor heeft gezorgd dat het zand van de berg is gevallen. “Kijk daar, je ziet duidelijk waar er is gegraven”, wijst Hardley achter zich.
Op maandag 20 november is de gehele samenleving opgeschrikt toen de eerste beelden van lichamen bedolven in het zand te voorschijn kwamen op social media. Nog geen uur daarna werd door autoriteiten bevestigd dat er afkalving heeft plaatsgevonden bij een goudmijn, met als gevolg dat er mogelijk meer dan 20 man onder het zand levend zijn begraven. Volgens Hardley is het mogelijk dat de graafmachine en de trillingen er voor gezorgd zouden hebben dat de grond dat al ‘losjes’ zat en van boven is gevallen op de goudzoekers die onder de graafmachine bezig waren goud te zoeken. Deze goudzoekers zoeken het goudstof of erts op dat is losgekomen van de graafwerkzaamheden om het vervolgens te vervoeren naar de kampen en verder de gouddeeltjes uit het zand en gesteente te halen.
Er zou heel veel onduidelijkheid zijn als het om een tunnel gaat of niet, maar Hardley legt uit dat het niet om een tunnel gaat. Op de plek was er zelf ook geen tunnel te bekennen, maar slechts een krater waar men aan het graven was. Het zand is van de top gevallen naar beneden. Volgens Hardley moet het zand van boven op de berg eerst weggehaald worden alvorens men kan werken. “Want a sani gevaarlijk”, benadrukt hij.
Het is vrij stil op ‘ground zero’ de plek waar meer dan 10 mannen zijn bedolven onder het zand. Officieel zijn er 14 lijken gevonden, maar het is niet duidelijk hoeveel gewonden er zijn en hoeveel mensen op de vlucht zijn geslagen. In een eerste oogopslag zou je denken dat de grond vrij stabiel is, maar al lopend op de weg naar de plek des onheils doen enkele stappen al veel stof opwaaien. Je merkt duidelijk dat het zand een fijn poeder is en heel makkelijk kan afkalven als het wordt verstoord. Hier en daar zijn willekeurige artikelen van de doden en overlevenden te zien; een bromfiets, handschoenen, slippers die verdwaald liggen. Het is ongehoord stil voor een goudmijn die enkele dagen actief was. Vrij emotioneel vertellen Virgil en Baffo, twee jonge goudzoekers, hoe ze meer dan tien kameraden hebben verloren. “A heri kampu fu unu sa be wroko a gowtu unu lasi”, legt Baffo uit. De twee mannen staan nog met twee anderen en geven aan dat zij de enigen zijn die nog over zijn uit hun kamp.
Laatste maaltijd
Hun kamp is een van de vele tenten, nog geen kilometer verder van waar de mannen goud graven en zoeken. Primitief opgezette houten kampu’s die overdekt zijn door een tarpaulin om zich te weren tegen zon en regen, enkele hangmatten als slaapplek en kampvuurtje ergens om te koken. “Ik was nog bij ons kamp en was zelf niet daar toen het zand is gevallen. Een van onze maatjes, Snelle, had nog een massala kip voor ons gekookt eerder op de dag, dat is ook de laatste keer dat we samen hebben gegeten”, vertelt Virgil. Zijn kameraden zijn vertrokken naar de mijn om werk te doen, zelf was hij met de drie anderen die over zijn gebleven in het kampje gebleven, tot dat ze geschreeuw hoorde. “Un’ ben yere den man bari en a bari dis’ ben de zodanig dat un’ sabi dat wan broeja pas’a.” De vrienden zijn toen snel naar de plek des onheils gerend en zagen omstanders en mensen in alle staten.
Toen ze door hadden dat hun vrienden onder het zand bedolven waren, begonnen ze snel te graven. Virgil zijn handen zitten nog steeds onder het bauxiet, hij heeft nog steeds dezelfde kleding aan die hij maandag aan had en is nogal aangeslagen. “A dis’ tranga. Mi pur’ mi matie uit a doti, na unu puru den man!” zegt Virgil duidelijk. Het was naarstig zoeken naar hun vrienden onder het zand, ze hebben ook de graafmachine gevraagd om te helpen met graven. Maar toen zij zagen dat de graafmachine lichaamsdelen uit de grond haalde, zijn ze gestopt en hebben verder met de hand gegraven. Het plaatje van de lijken naast elkaar en enkele met losse ledenmaten zullen Virgil en Baffo nooit meer vergeten. “Ik weet niet hoe we dit gaan verwerken”, zeggen de jonge goudzoekers. Ze hebben ongeveer 14 lijken uit de grond opgegraven, deze zijn toen ook in de vroege ochtend van dinsdag vervoerd naar het mortuarium van het AZP. Het gevoel is niet in woorden te beschrijven voor de jonge mannen die hun collega’s en vrienden uit de grond hebben moeten graven. Ze schatten dat ze zeker 10 meter hebben gegraven om hun vrienden uit het zand te halen.
Geen veiligheid
Opmerkelijk was dat er nergens een afbakening te bekennen was en ook geen beveiliging aanwezig. Volgens een van de goudzoekers in het kamp zouden de autoriteiten in de vroege middag uit het gebied zijn gegaan nadat de reddingswerkzaamheden geen resultaat meer opleverden.”Den man go na bedrijf nanga den wit man.” Suriname heeft aan de Fransen gevraagd om ondersteuning, dinsdagochtend is een ploeg met reddingswerkers vanuit Frans Guyana vertrokken om de zoekactie te ondersteunen. Of de reddingswerkers nog iemand hebben gevonden is onduidelijk, maar uit verhalen van de mensen uit het kamp begrijpt Hardley dat er een hand is gevonden en niet duidelijk was aan wie die toebehoorde.
Voor een rampgebied verwacht men dat er enige beveiliging aanwezig is, echter waren die niet op de plek waar het gebeurde. “Daarom ben ik van mening dat de regering lokale mensen moet opleiden in hoe ze hun eigen gebied moeten beveiligen. Want zij weten hoe ze moeten omgaan met de lokale mensen”, is Hardley zijn mening.
Spanning Matawai en Saramaccaners
Toen zij geen overlevenden konden vinden zijn ze uit het gebied gegaan omdat er een grote spanning is ontstaan tussen twee tribale groepen die werken in het gebied. Zowel Virgil als Baffo zijn Saramaccaners, zij leggen de schuld van onverantwoordelijk goudmijnen bij de Matawai-mensen die ook hun geluk zoeken in dezelfde goudmijn. “Na de man tjari a broeja kon”, zegt Virgil duidelijk. Er zouden vanuit het Saramaccaanse kamp waarschuwingen zijn gegeven aan de Matawai broeders die daar aan het mijnen waren met de graafmachine. “Ifu joe wroko nanga a graafmachine a presi musu vrij”, zegt Hardley duidelijk. Hij wordt ook ondersteund door Virgil en Baffo. Zij zijn van mening dat het Matawai-kamp twee mensen zou hebben gebracht die ‘ondro gron’ bezig waren de Saramaccaners uit het gebied te drijven, zodat zij alleen aanspraak konden maken op de goudvondsten. Er zouden ook uitspraken zijn gedaan, dat zij hen zouden verwijderen.
Met tussenkomst van de districtscommissarissen is de situatie tot bedaren gebracht. Districtscommissaris Walter Bonjaski van het bestuursressort Boven-Saramacca benadrukte dat er vanuit beide partijen verschillende versies van het incident worden gegeven en dat een grondig onderzoek nodig is om de feiten vast te stellen. “We moeten niemand onnodig de schuld geven.” Zowel Bonjaski als districtscommissaris Ludwig Mendelzoon van Brokopondo zijn actief in hun gebieden, waarbij ze in overleg zijn met het traditionele gezag. Beide functionarissen zullen aanwezig zijn op een bijeenkomst met een delegatie van het ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen. “Deze bijeenkomst is bedoeld om diverse aspecten van goudwinning in het gebied te bespreken en om meningsverschillen op een constructieve manier aan te pakken”, aldus Bonjaski. Het is volgens hem cruciaal dat alle betrokken partijen samenwerken om de situatie te normaliseren en toekomstige incidenten te voorkomen.
“We zijn niet illegaal”
Vanuit de stad wordt er nogal kritiek geleverd op de goudzoekers, omdat zij niet volgens de geordende wetten en maatregelen opereren in het gebied. Officieel zou het gebied, bekend als Pasi KM 21, ook deel zijn van de concessie van Rosebel GoldMines (RGM). En worden ook behandeld als illegale goudzoekers. “We zijn niet illegaal, het is ons land hoe zijn we dan illegaal. We hebben even veel recht om daar ons brood te zoeken”, zeggen Virgil en Baffo verhit. Ze hebben de kritieken ook gehoord en zijn het er niet mee eens dat ze worden gezien als illegale goudzoekers. Naar hun inzien zijn ze in hun woon- en leefgebied legaal bezig. “De buitenlanders die daar werken zijn illegaal, want zonder overleg met ons is het gebied weg gegeven als concessie. Er zijn geen werkmogelijkheden voor ons hier in het binnenland en met goud zoeken verdien ik beter geld, waarom moet ik dan een slecht betalende baan zoeken?” vraagt Virgil zich af. “Na unu brede unu kong suku. Wij hebben ook kinderen en gezinnen te verzorgen”, zeggen ze duidelijk.
In een persbericht heeft multinational RGM medeleven getoond, het bedrijf geeft ook aan dat er herhaaldelijk is opgetreden tegen de goudzoekers die in hun concessie opereren. “Al geruime tijd zijn wij in overleg met de Surinaamse autoriteiten, waarbij we de gevaren van illegale goudwinning herhaaldelijk hebben benadrukt. Het betreurt ons zeer dat wij, voornamelijk in het Matawai-gebied, de afgelopen maanden een stijgende lijn hebben moeten constateren van levensgevaarlijke praktijken van porknokkers”, zegt RGM in hun berichtgeving.
Ordening musu kon
Er zijn eerder dit jaar meerdere inspanningen geweest om deze gevaarlijke situatie aan te pakken. “In oktober hebben wij al geprobeerd de porknokkers uit het gebied te verwijderen door een officieel verzoek tot ontruiming in te dienen bij de overheidsautoriteiten. Dit verzoek is gehonoreerd. Desalniettemin heeft dezelfde groep porknokkers zich opnieuw in het gebied gevestigd, dit ondanks eerder optreden van de politie om hen te verwijderen. Dit heeft helaas geresulteerd in het tragische incident dat zich vandaag heeft voorgedaan”, benadrukt RGM.
Ook vicepresident Ronnie Brunswijk had enkele weken tijdens zijn bezoek in het gebied gewaarschuwd voor de levensgevaarlijke situatie en drukte de mannen nog op het hart om te stoppen met onverantwoord goudmijnen. Er is toen plechtig beloofd om af te bouwen. ‘’Wan ordening mus’ kon, waar wij ook veilig en vrij kunnen werken”, geeft Virgil aan. Er moeten duidelijke richtlijnen komen vooral op het gebied van veiligheid. Voor nu zullen de goudzoekers het werk stoppen, wanneer ze weer zullen starten met mijnen is niet duidelijk. “Nu zitten we zonder inkomen, dus we kijken het even aan. Maar culturu fasi kunnen we niet daar zijn en werken, waar er doden zijn gevallen. Het gebied moet eerst opgeschoond worden, daarna zien we wel”, zegt Virgil.
Of het geschil tussen de Matawai en de Saramaccaners zo snel opgelost kan worden is niet duidelijk. “Want als mensen een goudader hebben gevonden lijkt het alsof ze vriend noch vijand kennen. De man kon gridi en willen de rijkdommen alleen voor zichzelf, maar er is genoeg voor een ieder”, zegt Hardley. Voor hem kan alleen ordening helpen om terug te gaan naar normalisatie, maar die ordening moet wat hem betreft wel gebeuren onder de voorwaarden van de lokale gemeenschappen.